Sluit [X]   
 

Fort bij De Kwakel in 1907: testen hefkoepelgeschut

© 1999-2024, René G.A. Ros
Laatst gewijzigd 29-1-2024

Donateur worden?

Mensen - Overigen

Let op: dienstplichtigen (militie- en landweerplichtingen tot 1922) werden formeel op groot verlof gezonden voor hun normale burgerbestaan. Genoemde periodes, overplaatsingen of data van ontslag betekenen niet dat zij op dat moment in daadwerkelijke dienst waren en lange periodes onder de wapenen zijn geweest.
Bronnen: de meeste informatie is afkomstig van gemeentelijke militieregisters, stamboeken en controle/straflijsten in het Nationaal Archief en genealogische websites.

Tweede Wereldoorlog (1939 - 1946)

Van een aantal personen is nog te weinig informatie bekend. Deze personen hebben daarom geen eigen informatie pagina maar worden hieronder genoemd.

 

Oberfeldwebel Ammer

J. Ammer (* ca. 1905) vierde zijn 12-jarig dienstjubileum als Duits beroepssoldaat in 1940 toen hij in Amsterdam-Sloten was gelegerd. Hij had toen de rang van Oberfeldwebel (sergeant-majoor).

Hij behoorde tot 3e Kompanie van het Luftwaffe Bau Bataillon 7 uit Luftgau IV-Duitsland (3/Lw.Bau.Batl. 7/IV) dat in Nederland onderdeel was van Bau Regiment Luftgau Holland.
De 3e Kompanie kwam op 2 juni 1940 in Amsterdam aan en 2. Zug (peleton) werd ondergebracht in twee gebouwen in Sloten: Cafe Germania (Sloterweg 1345, heden De Halve Maen?) en het nog bestaande gebouw van de Amsterdamsch Speeltuin Verbond afd. Sloten.
Op 10 juli 1940 bestond de 3e Kompanie uit 2 officieren, 14 onderofficieren en 234 manschappen.
Ammer werkte aan bouwprojecten op Fliegerhorst Schiphol en kwam o.a. op Fort bij Aalsmeer dat als magazijn werd gebruikt.

Uiterlijk mei 1941 vertrok de eenheid per trein naar het Oostfront waar hij vermoedelijk in een dorpje nabij Cholm, tussen Sint-Petersburg en Moskou, werkte en overwinterde. In oktober 1941 werd de eenheid hernoemd tot Stab IIe Bataillon met 5-8 Kompanie/Luftwaffe Infanterie Regiment Luftgau Moskau.

Na juli 1942 vertrok hij en werd mogelijk bij de kustartillerie in Noorwegen of Denemarken geplaatst.

Met dank aan Jon van der Maas.

 

Sergeant Bode

De Amsterdammer L. Bode (roepnaam Bert) was in mei 1940 sergeant van een mitrailleurcompagnie van het 2de Bataljon van het 18de Regiment Infanterie (II-18 R.I.).

Aanvankelijk gelegerd in de Grebbelinie bij Soest trok zijn eenheid zich terug, langs Veldstelling Uitermeer en Fort Uitermeer, naar het Torenfort aan de Ossenmarkt in de Vesting Weesp. Daar vernamen ze de capitulatie. Over deze periode schreef hij achteraf een verslag.
Zie Terugtocht op Weesp 1940.

 

Soldaat Karaev

Soslanbek Michajlovitsj Karaev (Караев Сосланбек Михайлович) werd in 1920 geboren, maar de plaats en de exacte datum is ons niet bekend. Zijn naam en geboortejaar werden in 2021 aangetroffen op een muur in het Fort bij Uithoorn.

In december 1942 waren door de Duitsers vier betaljons voor Armeniërs opgericht waaronder het 812. Armenisches Infanterie-Bataillon waar hij bij werd ingedeeld. Dit bataljon werd vermoedelijk qua betrouwbaarheid en vaardigheden niet hoog ingeschat en daarom naar West-Europe verplaatst.

Vanaf mei 1943 waren ze ter bewaking op Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee gelegerd, maar kleinere eenheden kwamen ook in de provincies Utrecht en Noord-Brabant terecht. Een aantal van hen had contact met het Nederlandse verzet.
De hooguit 600 Armeniërs en 120 Duitsers werden in juni 1944 naar Sloten (N.H.) overgeplaatst en daarna naar Arnhem. Een klein aantal bleef in Aalsmeer en Uithoorn achter, waaronder 20 op Fort bij Uithoorn. Na de nederlaag bij Arnhem kwam het 812de in Loenersloot, Breukelen en Maarssen terecht.

Na de oorlog gingen de manschappen uit Aalsmeer en Uithoorn mogelijk naar een kamp in IJmuiden. Het merendeel verbleef op Kasteel de Haar te Haarzuilens en verliet via een kamp in Tilburg ons land.

Aangenomen wordt dat Karaev de oorlog heeft overleefd en gedwongen is gerepatrieerd naar de Sovjet-Unie, waar hij als landverrader in een Siberisch kampen gevangen werd gezet. Over zijn verdere lot is ons helaas niets bekend.

 

Gevangene Klarenbeek

Jacobus Theodorus (Ko/Co) Klarenbeek (*22-6-1887 Nieuwer-Amstel) was voor en tijdens de oorlog paardenhandelaar. In ieder geval in de periode 1940-1941 was hij lid van de N.S.B. Amsterdam.

Na de bevrijding werd hij gevangen gezet in Fort benoorden Purmerend. Volgens mede-gevangene Dirk van Berge werd Ko Klarenbeek achter in een of andere aardappelbunker opgesloten (vermoedelijk rechter hefkoepel. "En die man zat daar in het donkers, wist ternauwernood dat het dag was. Werd op zaterdag opgesloten en zondag na acht dagen, omdat 'ie katholiek was, mocht 'ie wel naar de kerk. En toen kwam 'ie naar buiten en kon je de man al niet meer terug. Toen zat 'ie onder de schimmel. Hij kon het zonlicht niet verdragen."

Hij werd overgeplaatst naar Fort bij Spijkerboor waar 300 man troepen Militair Gezag zouden zitten en hij een "voorkeursbehandeling" kreeg. Van Berge herinnerde zich dat een bewaker hem vertelde "Opgehangen aan een strook van een stroozak, deze rekte. Toen Ko op de grond kwam, is er een op zijn doorgezakte kuiten gaan staan. En zo werd Ko gesmoord, woordelijk en toen scheet dat kreng ook nog. Gelachen dat we hebben."

Klarenbeek had als paardenhandelaar contact met de Duitse Kommandantur in Purmerend. Hij zou iets aan de Kommandantur verraden hebben over verborgen piloten of iets dergelijks. De eigenaar van café Wilhelmina zou echter loslippig zijn geweest.

Hij overleed op 10 september 1945 om 16.30 in de Beemster. Een oorzaak of plaats van overlijden wordt niet genoemd. Volgens de rouwadvertentie van de familie (met datum9 september) ging het om een "noodlottig ongeval".

 

Fortwachter Van der Klip

Bernhard Hendrik van der Klip werd op 11 februari 1891 geboren in Deventer. Op 11 februari 1891 verhuisde hij naar een kazerne in Nijmegen maar over de eerste opkomst en mobilisatie 1914-1918 is niets bekend.

Bernhard ging een dienstverband van zes jaar aan bij de koloniale troepen en vertrok in mei 1911 naar Padang, Indië. Zijn dienstverband werd vier maal verlengd.
Op 24 maart 1921 trad hij met Bertha Johanna Karkdijk (1897-1980) in het huwelijk waarbij hij 'sergeant infanterie' als beroep opgaf. Eind 1920 was hij per boot naar Nederland teruggekeerd en kort na het huwelijk voeren ze samen naar Indië.
Hij was toen Sergeant der eerste klasse bij de Infanterie te Fort Willem I, Ambarawa in Nederlands-Indië. Op 1 januari 1923 werd zijn dochter Johanna in het Militair Hospitaal bij het fort geboren.

Na terugkomst in 1926 woonden ze in Deventer en vanaf 1934 of 1935 in Nijmegen en hadden economisch gezien geen makkelijke tijd. Per 1 april 1935 werd hij fortwachter op Fort bij Krommeniedijk en woonde met zijn gezin in de dienstwoning. Op 29 februari 1944 werd het gezin geëvacueerd vanwege het inunderen van het gebied. Van 6 maart 1944 tot de bevrijding in mei 1945 zouden ze wonen op het adres Blok 17 in Krommenie.

In mei 1944 bood Van der Klip acht dagen onderdak aan een Amerikaanse vliegenier. Op 11 september 1944 parachuteerden negen van de tien bemanningsleden boven Jisp uit een beschadigde Amerikaanse Liberator B-24 bommenwerper. Acht bemanningsleden werden door de bevolking verstopt voor de Duitsers waarvan drie afwisselend bij Van der Klip. De Duitsers schoten vier Nederlanders dood en dreigden dat met 18 anderen ook te doen als de Amerikanen niet overgedragen zouden worden. Na overleg meldden vijf Amerikanen zich en omdat de Duitsers dachten alle bemanningsleden te hebben, zochten ze niet verder.
Na de oorlog gaf hij op lid te zijn van de Knokploeg verzetsgroep en medewerker van de illegale krant Vrij Nederland.

Bernhard bleef tot ongeveer 1956 fortwachter en overleed op 67-jarige leeftijd op 16 februari 1958 in Zaandam. Zijn vrouw overleed op 14 december 1980 in Wormerveer.

 

Bewaker KoningenBewaker Koningen

Johannes Koningen werd als zoon van Lambertus Koningen en Immetje Kazemier op 16 januari 1902 in Hamm (D.) geboren.

Met alleen lager onderwijs ging hij op 14-jarige leeftijd bij grond- en veenbedrijf J. Wesseling in Halfweg werken. In maart 1922 kwam hij op voor eerste oefening bij het 10e Regiment Infanterie, dat tot augustus duurde. Om de twee jaar volgde herhalingsopkomsten.

Vanaf 1928 was Koningen onder andere werkzaam als stoker bij de Stoomvaart Maatschappij Nederland, dat veel op Indië voer. Op 20 mei 1932 trouwde hij met Frieda Minnerop en kort daarna kregen ze een kind.
Vervolgens sloeg de crisis ongenadig toe en zou hij van 1933 tot 1940 vaak werkloos zijn en soms wat los werk uitvoeren. Tijdens de oorlog was hij werkzaam bij Wirtz Bouwstoffen te Halfweg.

Kort na de oorlog trad hij in dienst bij het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (DGBR) van het Ministerie van Justitie als bewaker voor Bewaringskampen Politieke Delinquenten. Van 17 juli 1945 tot november 1946 was hij bewaker--kantinebeheerder in Kamp Sectorpark. Zijn legitimatiebewijs en een wapenvergunning zijn onderdeel van onze collectie.
Hierna werd hij bewaker op Kamp Hoofddorp. Wegens reoganisatie en het opheffen van het kwam werd hij per 1 maart 1947 ontslagen.

Over zijn verdere leven is niets bekend, laten we hopen dat hij heeft geprofiteerd van de wederopbouw. Hij werd 89 jaar oud en overleed in 1992 in Amsterdam en werd in Diemen begraven.

 

Gevangene Koolhoven

Sytse Frederic Willem (Frits) Koolhoven (11 januari 1886 - 1 juli 1946) was een Nederlands auto-ontwerper, coureur, vliegtuigontwerper en luchtvaartpionier. Hij werkte als ontwerper voor diverse Nederlandse en buitenlandse vliegtuigbouwers.
Zijn vader was Abraham van Koolhoven en zijn moeder was Adriana Johanna Lonbar Petri.

Op 22 december 1905 werd hij ondanks aangevoerde gebreken bij absentie aangewezen voor de militieplicht. Op dat moment woonde hij in Antwerpen (B) en werkte als voluntair in een "automobilen fabriek", waarschijnlijk Minerva te Antwerpen. Per 29 mei 1906 werd hij ingelijfd bij het 10de Regiment Infanterie.
Van 23 juli 1908 (brief) tot 1 augustus 1909 kreeg hij verlof naar Noord-Amerika hetgeen per brief van 19 juni 1909 werd verlengd tot 1 augustus 1910.
In die periode werd hij per 18 april 1910 overgeplaatst naar de 1ste Compagnie Wielrijders. Op 8 augustus 1912 werd hij ontslagen wegens lichamelijke gebreken.

Frits trouwde op 29-7-1909 met Marie Jeanne Elise Duchateau maar scheidde van haar rond 1912 (kinderloos). Hij hertrouwde op 26 november 1924 met Catharina Johanna Louisa Hoevels (geb. Hövels, 2 stiefzoons).

In 1926 richtte hij een eigen NV Vliegtuigenfabriek Koolhoven op, gevestigd op Vliegveld Waalhaven in Rotterdam. Op 21 februari 1927 naturaliseerd in Engeland om op 31-12-1936 weer genaturaliseerd te worden tot Nederlander.

In 1940 werd hij lid van de NSB waarvoor hij een radio-optreden voor de jeugd verzorgde. Onderduikers liet hij hun gang gaan en hij deed via zijn NSB-contacten een goed woordje voor dorpsgenoten die opgepakt dreigden te worden.
Na de oorlog werd hij gevangen gezet in Kamp "Sectorpark" te Halfweg. Kort na zijn vrijlating overleed hij aan een hersenbloeding.

 

Gevangene Kopjes Nieman

Dick Kopjes Nieman (*29-8-1929) werd in hoger beroep in maart 1950 veroordeeld tot drie jaar en zes maanden gevangenisstraf wegens het weigeren als militair naar Indië in te schepen. Hij heeft gevangen gezeten in Den Bosch, Den Haag (Casuariestraat), Schoonhoven, Nieuwersluis, Fort bij Spijkerboor, Veenhuizen en Treebeek (kamp Julia).
Zie ook Gevangene Vonk.

 

Wachter KruishaarWachter Kruishaar

Johannes Bernardus Kruishaar (Jan) werd op 12 september 1885 geboren in de gemeente Nieuwer-Amstel. In december 1904 werd hij aangewezen voor de militieplicht en gaf daarbij op broodbakker van beroep te zijn en bij de zeemilitie te willen dienen. Hij heeft ook gewerkt bij de politie en een houthandel, maar het is niet bekend wanneer dat was.

Hij werd echter vrijgesteld van de militieplicht. In mei 1906 verhuisde hij naar Amersfoort vanwege een vrijwillig dienstverband van drie jaar. Hij was stukrijder, bij het 1e Regiment Veld Artillerie, en zou gepromoveerd zijn tot een onder-officiersrang. Helaas is niet bekend hoe en waar hij de mobilisatie van 1914-1919 doorbracht.
Jan trouwde op 12 juni 1912 in Amsterdam met Alijda ter Beest (*29-4-1889 Utrecht) en ze kregen samen vijf kinderen.

In de loop der tijd werd hij vrijwel geheel doof. Omdat er geen algemeen sociaal vangnet was, was de functie van fortwachter/militaire wachter een mogelijkheid om beroeps-militairen een rustige, weinig belastende functie te geven. De sociale verbetering speelde een rol bij de selectie van de wachters.
Hij solliciteerde en op 22 oktober 1930 betrok Jan met zijn gezin, de wachterswoning van het Magazijn Venserpolder in de functie van "militaire wachter". Hij had een revolver als dienstwapen en oefende daarmee maandelijks op een schietbaan.
Er was één loods met een ommuurde buitenruimte, van hetzelfde model als het nog bestaande Kruitmagazijn bij Spaarnwoude. Hierin waren houten kisten met waarschijnlijk munitie opgeslagen.
Het huis was mooi en goed onderhouden maar wel afgelegen zodat de kinderen weinig speelkameraden hadden. Er was een goede band met het fortwachtersgezin Vogelsang op het naastgelegen Fort in de Laander- en Westbijlmerpolder.

Na de Duitse inval in mei 1940 weigerde Jan onder de bezetter te werken en verhuisde per 27 augustus naar Amsterdam. Hij kreeg een functie bij het hoofdpostkantoor en moet ook divers los werk hebben gedaan.
Van de Landmacht kreeg hij na de oorlog, het eerste recht om terug te keren naar zijn oude functie, welk aanbod hij aannam. Op 12 maart 1946 keerde het gezin terug naar de Venserpolder.
Van februari 1947 tot en met januari 1951 werden 12 ter dood veroordeelde landverraders geëxecuteerd op het naastgelegen Fort in de Laander- en Westbijlmerpolder. De salvo's werden buiten het fort gehoord.

De laatste kinderen gingen uit huis en op 16 maart 1959 verhuisde hij (73) en zijn vrouw (69) naar een woning in de Amsterdamse Kinkerbuurt. Jan heeft er nog 12 jaar gewoond en overleed op 11 januari 1971. Zijn vrouw overleed iets meer dan een jaar later, op 20 januari 1972.
Jan was Rooms-katholiek en werd begraven op de R.K. Begraafplaats Buitenveldert, zijn vrouw was Nederlands-Hervormd en werd begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats.

 

Fortwachter Oushoorn

Gerardus Marinus Oushoorn werd op 5 maart 1885 geboren te Haarlem. Zijn vader was Gerrit Oushoorn en zijn moeder Elisabeth Lasschuit (†1914).

Op 19 jarige leeftijd werd hij op 16 december 1904 aangewezen voor de militieplicht en op 17 maart 1905 ingelijfd bij het 10de Regiment Infanterie in Haarlem.
Hij moet per 29 augustus 1905 vrijwillig in militaire dienst zijn getreden en werd gedetacheerd bij het Oost Indisch Leger. Zijn dienstverband werd tweemaal verlengd zodat hij na zeven jaar in 1913 in Nederland moet zijn teruggekeerd.

Gerardus trouwt op 10 december 1931 in Velsen met Dina Johanna Kroone (*26-10-1890 Schoten). Hij was toen 46 jaar oud en zijn beroep was los-arbeider. Zijn vrouw was weduwe van Johannes la Duk met wie ze in 1917 was getrouwd.

Op 15 juli 1940 werd hij, 55 jaar oud, benoemd tot fortwachter van het Fort bij Spijkerboor en werd op 22 juli ingeschreven.
Vervolgens werd hij ingeschreven op de adressen van Magazijn Polder VII (1943-1944 en 1945-1946), Sectorpark Sloten, Afdeling Materieel (1944-1945) en Sectorpark Sloten, Afdeling Munitie (1946-1955).

 

Gevangene Roskam

Evert Jan Roskam (*22-1-1892 Barneveld, †4-10-1974 Ede) werkte in het levensmiddelenbedrijf dat hij later van zijn vader overnam. Daarna werd hij koopman in Amsterdam dat in 1932 eindigde met een faillisement.
In 1933 werd hij lid van de N.S.B. en werd er een vooraanstaand lid van, hield lezingen, werd redacteur enz.
In de meidagen van 1940 zou hij zijn geïnterneerd in Fort bij Spijkerboor alhoewel dit gebruik niet bekend is.
Tijdens de Duitse bezetting kreeg hij de leiding over het Boerenfront en later Landstand. Na een corruptie-affaire eindigde zijn politieke loopbaan in september 1943. Na enkele jaren internering werd hij boer en vervolgens rentenier in zijn geboortestreek.

Hij en zijn vrouw zijn in 1974 overleden en begraven op de Gemeentelijke Begraafplaats Lunteren. De grafsteen draagt het Odal-rune, symbool voor land en afstamming, dat ook door de SS en de Hitlerjugend is gebruikt.

Bron: historici.nl

 

Soldaat Samplonius

Barteld Samplonius werd op 23 juli 1912 geboren in Oosterzee (Fr.) en volgde zes jaar lager onderwijs. Op zijn twintigste was hij grondwerker (landarbeider) en werd in oktober 1932 ingelijfd bij de 2e Schoolbatterij van het 5e Regiment Veldartillerie. Hij kreeg maar één straf, eigenlijk voor overijverigheid, voor het in orde maken van zijn uitrusting terwijl hij in bed moest liggen. In februari-maart 1933 lag hij een maand in het hospitaal maar het is niet bekend wat de oorzaak was. Na een jaar zwaaide hij af.
Zowel in 1936 als 1938 had hij tweemaal herhalingsoefeningen van 16 dagen. Van de eerste is bekend dat hij via Harderwijk naar de Legerplaats bij Oldebroek ging, zeer waarschijnlijk voor schietoefeningen.

Op 26 augustus 1939 werd hij gemobiliseerd en geplaats bij het 23 Regiment Artillerie die zijn opstellingen met 7,5 cm. geschut aan de provinciale weg nabij Weesp had (tussen de kazematten Uitermeer en Weesp). In september 1939 stuurde hij een prentbriefkaart met een foto van Weesp naar de vrouw waar hij in november zou gaan trouwen.

In april 1940 werd zijn eenheid overgeplaatst naar Strijen, nabij de Moerdijkbruggen over het Hollands Diep. Zijn batterij was tijdens de Meidagen 1940 betrokken bij de gevechten tegen de oprukkende Duitse troepen. Op 25 mei werd hij met groot verlof gestuurd mocht het oorlogsleed proberen te vergeten en werd weer burger.

Het is ons niet bekend hoe hij de oorlog is doorgekomen en welke beroep(en) hij na 1940 heeft gehad. In 2002 overleed hij op 89-jarige leeftijd en werd in zijn geboorteplaats begraven.

 

Kampcommandant Schalk

Peter Schalk werd op 28 maart 1907 in Nieuw Vennep geboren. Op 22 maart 1927 werd hij ingelijfd bij het Regiment Jagers voor een eerste opkomst van een half jaar.
Hij trouwde op 15 september 1930 te Alkemade met Geertruida Vreeken. Uit dit huwelijk kwamen acht kinderen voort.

In 1933 overleed zijn vader Genardus Schalk en begon Peter als oudste zoon samen met zijn moeder Cornelia Jacoba van Groningen een kruidenierswinkel. Daaruit ontstond een transportbedrijf "Schalk" en na een fusie “Schalk & van Breen”.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief bij het ondergronds verzet en vervoerde o.a. onderduikers.
Na de oorlog werd hij, met de rang van Majoor bij het tijdelijke Militair Gezag, commandant van twee kampen voor politieke delinquenten: Kamp "Kruithuis" welke waarschijnlijk over ging naar Kamp Fort bij Spijkerboor.

In mei 1951 emigreerde het gezin naar Alberta, Canada. Op 12 september 1972 overleed Peter in Cranbrook (British Columbia, Canada).

 

Bewaker Stam

Jacobus Laurentius Stam werd geboren op 22 januari 1902 op Santpoorterstraat 25 te Haarlem.
Zijn vader was Jozeph (Joost) Stam (1859-1928) en zijn moeder Hendrika Kuijl (1865-1930).
Hij trouwde met Berta de Wit (*21-02-1904, †11-11-1968) op 13 oktober 1925 te Haarlem. Er zouden vier kinderen uit dit huwelijk zijn voortgekomen.

Zijn militieplicht had hij vervuld als soldaat bij de Motor Afdeeling. Hij werd van militaire dienst ontslagen in mei 1946. Hij was toen ingedeeld bij de 13de Compagnie van de Aan- en Afvoer Troepen. Waarschijnlijk was hij gelegerd in de Ripperda Kazerne en behaalde hij zijn Grootdiploma Autobestuurder.
Vanaf januari 1930 werkte hij als chauffeur bij Haarlemsche Brockway Bus Maatschappij, tot stopzetting van het bedrijf in september 1944.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij lid van het verzet en werkte onder andere met Dr. Groeneveld (levensmiddelenkaarten) en R.V.V. Welbers. Hij was vanaf september 1944 lid van de Binnenlandse Strijdkrachten van het gewest XII (Haarlem) en in mei-juli 1945 was hij plaatsvervangend commandant Vak I Haarlem Noord.
Op 8 augustus 1945 werd hem door de gewestelijke commandant (S. van Vollenhove?) eervol ontslag verleent en ontving hij een voorgedrukte bedankbrief van de bevelhebber BS Prins Bernhard.

Daarna begon hij als bewaker/chauffeur van Kamp Koudenhorn (mei 1945-oktober 1946) en verhuisde mee naar Kamp Duinrust (nov.-dec. 1946).
Van 1 januari 1947 t.e.m. 31 maart 1948 was Jacobus Stam bewaker (en chauffeur?) van het Bewarings- en Verblijfskamp "Fort Penningsveer" op het Fort bij Penningsveer. Gevangene Wiegel was in die periode een van de gevangenen van het kamp.
Wegens opheffing van het kamp werd hem door de kampcommandant J.C.M. v.d. Weyer eervol ontslag verleend, volgens een getuigschrift d.d. 31 maart 1948.

Op 27 juli 1993 is hij op 91 jarige leeftijd in Haarlem overleden en begraven op de R.K. Begraafplaats Sint Jozef aldaar. In augustus 2015 is er geen grafmonument door ons aangetroffen.

 

 

 

Stelling van Amsterdam op Twitter Stelling van Amsterdam op Facebook Doc.centrum Stelling van Amsterdam op LinkedIn
Stelling van Amsterdam op foto-site Instagram Stelling van Amsterdam op video netwerk YouTube

Deze website wordt verzorgd door particuliere experts en is geen website van een overheid.
Alle rechten voorbehouden, o.a. gebruik door commerciële partijen alleen met voorafgaande toestemming.
Stelling van Amsterdam. Een stadsmuur van water.
UNESCO Werelderfgoed sinds 1996
FMTraining - Trainingen en cursussen voor gebruikers en ontwikkelaars van FileMaker (Advertentie)
 
 
 
Fort Resort Beemster herbergt een van de meest luxueuze wellnessresorts met hotel van Nederland. In de karakteristieke sfeer van het fort beleeft u wellness zoals u nog nooit heeft ervaren. (Advertentie)