Sluit [X]   
 

O.-Chinst 5 / Opzichter van Fortificatiën Kamstra in 1907: geboren te Rotterdam, Zuid-Holland

© 1999-2024, René G.A. Ros
Laatst gewijzigd 29-1-2024

Donateur worden?

De Stelling van Amsterdam - Oorlog

Nederland had als kleine handelsnatie geen andere keus dan een neutraliteitspolitiek te volgen hetgeen niet in een internationaal verdrag was erkend maar zelf-verklaard. Een Nederlands gemobiliseerd oorlogsleger was kleiner dan het Pruisische/Duitse vredesleger waarmee we bovendien een grens deelden. De andere grootmachten Frankrijk en Engeland waren van ons gescheiden door respectievelijk België en de Noordzee.
En Nederland was zo klein dat een vijand het halve land al onder de voet had gelopen voordat de mobilisatie voltooid zou zijn. Bovendien vond de Nederlandse regering dat zij aan de riviermondingen, midden tussen de drie grootmachten uitermate strategisch lag en dat geen van hen het goed zou vinden dat een van de andere Nederland bezette. Ook het voorbereiden van een samenwerking met andere landen, ook met België, tijdens een oorlog werd strikt vermeden.

Welbeschouwd realiseerde Nederland zo een deel van de verdediging van alle drie de grootmachten. Maar wel moest heel strikt naar alle kanten verdedigd worden. Zouden we de kustverdediging tegen de Engelsen veronachtzamen, dan was dat wellicht voor de Duitsers een reden Nederland te bezetten. Viel een van de grootmachten Nederland binnen, dan werd aangenomen dat hun tegenstander een bondgenoot van Nederland zou worden.
Of de hulp van die bondgenoot geaccepteerd zou worden was geen uitgemaakte zaak. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was de Opperbevelhebber Land- en Zeemacht generaal C.J. Snijders van mening wel bondgenootschappelijke hulp te aanvaarden terwijl het extra-parlementaire kabinet van Cort van der Linden een consequente neutraliteit wenstte aan te houden.

Die neutraliteit moest dan wel daadkrachtig gehandhaafd worden en daarvoor waren verschillende linies aangelegd en de dienstplicht aangepast. Binnen het systeem van verdedigingslinies werd als 'nationaal reduit' de Stelling van Amsterdam aangelegd en ook die was ingericht om zich naar alle zijden te kunnen verdedigen. In afwachting van een bondgenoot, de tegenstander van de aanvallende partij. Zolang de Nederlandse vlag in de hoofdstad zou wapperen, had die bondgenoot nog een reden om te hulp te komen. Het is onwaarschijnlijk dat er ook maar één Nederlander echt wilde dat de Stelling en andere linies gebruikt zouden worden. Het was een soort landsverzekering voor vrede. (Zie ook Politieke betekenis van Amsterdam.)

Er zijn twee crises en drie oorlogen geweest die in verschillende mate van invloed zijn geweest op de Stelling. Namelijk de Russisch Japanse Oorlog 1904-1905, Tweede Marokkaanse Crisis 1911, Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog.

Russisch-Japanse Oorlog 1904-1905

Naar aanleiding van de Russisch-Japanse oorlog beschieten Russische schepen op de Noordzee visserschepen van Japan-bondgenoot Groot-Brittanië. Het 24 cm geschut van de Kustbatterij bij Diemerdam was blijkbaar al overgebracht naar de Stelling van Den Helder en het geschut van de Kustbatterij bij Durgerdam werd versneld overgebracht.

De oorlog begon in februari 1904 met een aanval van Japan op het Russische Port Arthur (nu Lüshunkou in China). In 1906 werd hierover de studie 'Het beleg van Port Arthur en wat daaruit valt af te leiden ten aanzien van de Stelling van Amsterdam' gepubliceerd. De lessen hieruit zouden effect hebben gehad op de kustverdediging en de bouw van de latere forten.

Tweede Marokkaanse Crisis 1911

In de lente van 1911 braken er in Marokko rellen uit waarbij zowel Spanje als Frankrijk militair ingrepen. Het Franse ingrijpen (haar kolonie Algerije grenste aan Marokko) was tegen het akkoord dat bij de Eerste Marokkaanse Crisis (1904-1906) was gesloten. Duitsland vreesde een Frans protectoraat in Marokko en stuurde een marineschip richting Marokko.
De Britse minister van Financiën Lloyd George waarschuwde vaag voor Brits militair ingrijpen tegen Duitsland zodat de situatie steeds dreigender werd.

Als voorbereiding daarop besloot de Nederlandse regering in juli tot mobilisatie van het Fort bij IJmuiden. In september werden ook twee achterliggende forten gemobiliseerd: Fort bij Penningsveer en Fort bij de Liebrug. Het is de auteur niet bekend of hiervoor dienstplichtigen werden opgeroepen.

Deze Tweede Marokkaanse Crisis werd op 4 november 1911 beëindigd door een overeenkomst tussen Frankrijk en Duitsland. Frankrijk mocht een protectoraat in Marokko vestigen. Duitse commerciële belangen in Marokko werden gegarandeerd en ze kreeg een deel van Frans Congo.

Eerste Wereldoorlog 1914 - 1918

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef Nederland neutraal omdat het een voldoende modern leger had om de neutraliteit kracht bij te zetten. En de grootmachten hadden om meerdere redenen voordeel bij een neutraal Nederland.
Alhoewel sommige delen van de Stelling slechts provisorisch werden afgemaakt, kwam de Stelling in 1920 gereed. De Stelling was echter al in gebruik en tijdens de mobilisatie zijn de troepen ook daadwerkelijk in de forten gelegerd geweest. Van een volledige inundatie is geen sprake geweest.

Neutraliteit

Hoewel Duitse spionnen in 1903 onder de indruk van de Stelling waren, ondanks de slechte organisatie en versterkingen, is het onduidelijk of Nederland neutraal is gebleven dankzij de Stelling en de andere inundatielinies. "Harer Majesteit Gezant te Rome" had in december 1914 een gesprek met de Duitse militair-attaché aldaar, waarover hij in een bericht rapporteerde dat de Duitsers aannamen dat door de bodemgesteldheid en inundaties het niet interessant voor de Engelsen zou zijn om via Nederland het Duitse Oost-Friesland binnen te vallen. Daarom zagen de Duitsers af van een eigen inval in Nederland.
En de voormalig Engelse militair attaché in Nederland en militaire correspondent voor The Times, Charles à Court Repington (1858-1925) schreef in 1917 aan de Britse chef van de Generale Staf veldmaarschalk W. Robertson:

"... keep out of Low Country Fighting. (...) You can fight in mountains and deserts, but no one can fight in mud and when the water is let out against you, at the best, you are restricted to the narrow fronts on the higher ground, which are very unfavourable with modern weapons." "...vermijdt vechten in de Lage Landen. (...) Je kan in bergen en woestijnen vechten, maar niemand kan in modder vechten. En als het water tegen je wordt gebruikt dan ben je, als het meevalt, beperkt tot smalle fronten op de hogere gronden, welke voor moderne wapens zeer ongeschikt zijn."

De reden dat de neutraliteit door alle oorlogvoerende partijen gerespecteerd werd zal meerdere oorzaken gehad hebben. Beide partijen hadden er belang bij dat neutrale landen zoals Nederland gebruikt konden worden als doorvoerhaven om de economische blokkade te omzeilen. Dat goldt vooral voor de Duitsers die te maken hadden met een Engelse zeeblokkade.
Een groot voordeel was dat ze zelf het grondgebied niet hoefden te veroveren om er zeker van te zijn dat de vijand het niet zou bezetten. Als enige neutraal land werd het Nederlandse leger volledig gemobiliseerd gedurende de gehele periode 1914-1919.

Mobilisatie

Al per 1 juli 1913 was de Vestingartillerie op een zestal forten (Fort aan de St. Aagtendijk t.e.m. Fort bij Penningsveer) aan weerszijden van het Noordzeekanaal gelegerd. Maar op 31 juli 1914 werd de algehele mobilisatie afgekondigd en kwamen de dienstplichtige militairen terecht in de forten van de Stelling. Op 2 augustus waren alle troepen gelegerd in de forten en enkele dagen later was de 'verdedigingsbezetting' van ruim 12.000 soldaten gevechtsklaar; 8.200 in de forten, 1.800 in de stafkwartieren, 2.200 buiten de forten en reserve in kazernes en barakken..
Op 14 augustus werd besloten tot "het in batterij brengen van de geheele veiligheidsbewapening, met uitzondering van het Noorderfront van Markenbinnen tot de Zuiderzee".

Aanvankelijk waren de meeste soldaten druk bezig met het inrichten van de forten (bv. luisterposten, prikkeldraadversperringen) en barakken. Ook werd er veel geoefend in het bedienen van het geschut.
Korporaal Theo Thijssen schreef al op 12 september 1914: "Het militaire werk is absoluut afgelopen, we doen niets anders meer dan ons de verveling van 't lijf houden door een marsch, of voetballen, of wat oefenen. Maar met dat moderne geschut is zo weinig te oefenen, in 10 minuten weet zelfs een leek er al alles van."

De feitelijke infanterie voor de verdediging van de Stelling zou bestaan uit troepen uit de buiten-provincies en van terugtrekkende troepen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Vanwege de tekorten in het leger zijn de gemobiliseerde militairen begonnen met het verzenden van overcomplete goederen zoals karabijnen, sabels en munitie naar andere legeronderdelen. Later verdwenen zware mitrailleurs (1915), 6 cm kazematgeschut (1916) en 7 cm groot-flankementgeschut (1917) naar het veldleger en de luchtverdediging. Ook de luchtalarmposten werden bemand en moesten waarschuwen voor vijandelijke vliegtuigen.

In augustus 1914 werd een uitvoerverbod op brandstoffen, levensmiddelen en verplegingsmiddelen van kracht. Goederen zoals steenkool, benzine, tarwe, haver en zout mochten het gebied van de Stelling niet verlaten. Later dat jaar, in november, werd de Staat van Beleg in een aantal gemeenten, vooral ten zuiden van Amsterdam, afgekondigd: Velsen, Amsterdam (gedeeltelijk), Zaandam (gedeeltelijk), Muiden, Nieuwer- en Ouder-Amstel. Ook was de pers onder militaire censuur geplaatst.
Onder Duitse druk werd in 1916 de westzijde van de Stelling versterkt om een Engelse landing te voorkomen. Op enkele plaatsen werden nieuwe schuilplaatsen aangelegd, zoals in de Positie van Spaarndam, de voorstellingen van Fort bij Vijfhuizen en enkele extra kustbatterijen bij Fort bij IJmuiden.

De Duitse troepen in België en Frankrijk zette op 22 april 1915 voor het eerst een strijdgas (chloorgas) in waarna ook de geallieerden volgden. Om een tegenwicht te bieden aan een mogelijke aanvaller begon het Nederlandse leger met proefnemingen en productie van beschermingsmiddelen zoals gasmaskers en chemische wapens zoals gasgranaten en apparatuur voor verstuiving. De jonge chemische industrie werd ingezet voor de productie van zwaveldioxide en fosgeen. Een beperkte voorraad zwaveloxide werd geproduceerd voor gebruik in de Stelling en andere linies. Er werd mee geoefend en de distributie werd voorbereid maar - zoals bedoelt - nooit gebruikt. (Zie ook Thema-nieuwsbrief 'Gas-gas-gas!'.)

Op 29 maart 1916 gaat de landweer (oudere lichtingen) op onbeperkt klein verlof en later ook een deel van de vesting artillerie. De ontwikkelingen van de oorlog maken de kans klein dat Nederland nog bij de oorlog betrokken raakt. Per fort blijven er nog enkele tientallen soldaten achter voor het onderhoud en de bewaking.
Tegelijktijd geldt vanaf 29 maart 1916 een verhoogde staat van paraatheid vanwege een mogelijk Britse inval in Zeeland. Na een paar dagen is duidelijk dat dit een door Duitsland verspreid gerucht is maar vanwege de geloofwaardigheid wordt de verhoogde staat tot 12 mei 1916 gehandhaafd.

In januari 1916 breekt de Zuiderzeedijk bij Monnickendam door en veroorzaakt een overstromingsramp in Waterland waarbij op Marken 16 mensen het leven verloren. De Commissie Verplegingsmiddelen (verpleging = verzorging) werd ingeschakeld bij de evacuatie en verzorgde in de eerste maand de opvang van 1800 personen en de financiële ondersteuning van 100 gezinnen. Militairen werden ingezet bij de redding van de bevolking en voor dijkversterking (zie Watersnoodramp 1916).

Overstroming Waterland

Overstroomd gebied bij Broek in Waterland.
(Foto: collectie Nationaal Militair Museum , 1916)

Na vier jaar mobilisatie waren de soldaten het eten, de donkere en vochtige huisvesting, de kleding, kortom hun soldatenleven zat; ondanks de lange verloven, oefeningen, hobbyclubs, ontspanningscommissies en de cursussen van de Volksuniversiteit op de forten.
In 1918 braken zelfs rellen uit in enkele kampen. En het revolutionaire deel van de bevolking zag een voorbeeld in de Russische Revolutie voor onrust en poogde het kruithuis bij Halfweg op te blazen en een demonstratieve mars bij de Kavalleriekazerne liep uit de hand. Gevangenen in het Fort aan de Nekkerweg kwamen in opstand omdat ze dachten dat de revolutie ook in Nederland was uitgebroken.

In 1919 legde België een claim op Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg om haar verdediging te verbeteren. In het najaar van 1919 waren er zelfs geruchten over een aanval door Belgische vrijwilligers op Maastricht. Deze claim was de reden voor Nederland om troepen tot in 1919 gemobiliseerd te houden.
Bij het einde van de mobilisatie werden alle versperringen en tijdelijke werken opgeruimd waarbij de aardwerken niet werden hersteld. Naast de betonnen werken bleven ook schuilplaatsen van hout en golfplaten behouden. Het meeste meubilair van de forten was door het vele gebruik onbruikbaar geworden en is afgevoerd.

Twee jaar nadat bij de wapenstilstand in 1918 verklaard was dat er nooit meer oorlog in Europa zou zijn, werd de Stelling als gereed beschouwd. Bovendien deed het gevechtsvliegtuig en het lange afstandsgeschut zijn intrede. Dit vormde het einde, of op zijn minst een bedreiging, voor een permanente stelling waar men er op vertrouwde dat water de vijand op afstand zou houden.
Maar zelfs in de Golfoorlog van 1991 bleek dat met een luchtoorlog alleen geen oorlog te winnen is en dat het op het land 'afgemaakt' zal moeten worden. Maar toch, veilig was het niet meer in de Stelling.

De Belgische forten hadden in augustus 1914 wel met de oorlog te maken gekregen. Als praktische voorbeelden van de veroudering van een stelling golden de stellingen van Luik en Antwerpen, weliswaar zonder inundaties, welke in 1914 met weinig moeite door Duitse houwitsers in puin geschoten zijn. Het kleine deel van België waar men wel stand kon houden was gedekt door inundaties.
De forten rond Boekarest (Roemenië) waren wel succesvol maar bondgenoten kwamen niet opdagen als de reddende engel. En ook de Stelling van Amsterdam zou rekenen op buitenlandse bondgenoten!
De Nederlandse legerleiding maakte zich ook geen illusies over de eigen forten met verouderde typen geschut en ontbrekende voorraden.

Dienstplichtige paarden

Naast de mobilisatie van soldaten werden ook paarden gevorderd. In eerste instantie werden rij- en luxetuigpaarden geregistreerd door de Directeur van het Remontewezen. Verkoop mocht pas na toestemming en overlijden of slacht moest zo spoedig mogelijk gemeld worden, op straffe van tweeduizend gulden boete.
Op verschillende data werden deze paarden gevorderd en kreeg de eigenaar de koopprijs uitbetaald. In Amsterdam vonden twee van deze vorderingen op 16 augustus 1917 (Veemarkt Cruquiusweg) en 5 februari 1918 (Manage Vondelstraat) plaats.

Publieke vrouwen

Een militair maakt op 25 september 1916 schriftelijk melding van een staatsgevaarlijk gebeuren.
Het betrof ongeoorloofd bezoek van geüniformeerde officieren aan de nachtsociëteit van H. Kirschner aan de Amstel 188. Deze inrichting is een verzamelplaats van publieke vrouwen met aanhang, waar niet zelden misdadigers komen. Men zal oppassen in verband met spionage activiteiten van de vrouwen. Gepleit wordt om de officieren voorzichtig persoonlijk te waarschuwen en de zaak niet aan de grote klok te hangen.

Kat op het spek

Een Duitser kwam naar hier en liet zich naturaliseren. ... Maar de Duitse Hollander ging terug naar z'n Heimat en dacht niet meer aan die hele naturalisatie. Z'n kinderen groeiden in Duitsland op en de kinderen van die kinderen waren juist volwassen toen de oorlog van 1914 uitbrak.
Toen - moesten deze volwassen kinderen krachtens de wetten op de dienstplicht en de nationaliteit in Nederland soldaat worden. ...
Maar - één ervan werd toch overgeplaatst op een bureautje in de stelling Amsterdam, waar veel belangrijke stukken lagen in helemaal niet stevig-sluitende kasten. 't Was er zelfs een soort van ingewikkeld stafkwartier. Dat was in de tijd, dat heel Den Haag ziek lag aan spionitis. Maar deze ras-Duitser beschikte vrijelijk over onze kostbaren geheimen ?!
(A.M. de Jong, Notities van een landstormman)

Tweede Wereldoorlog 1939 - 1945

Nederlandse Strijdkrachten

Tijdens de Tweede Wereldoorlog, in de Meidagen van 1940, viel het Duitse leger Nederland wél binnen. In vergelijking met de Eerste Wereldoorlog was het militaire belang van Nederland (m.n. voor het luchtwapen) toegenomen, de statische verdediging was in Frankrijk en België verbeterd en het vermogen van Nederland om haar neutraliteit te verdedigen werd onvoldoende geacht. De bewapening en versterkingen waren gering en de manschappen slecht geoefend. Door een te kleine eigen wapenindustrie en te late bestellingen in het buitenland bezat Nederland bijvoorbeeld weinig vliegtuigen, gevechtswagens en luchtafweergeschut.

De capitulatie werd eerder uitgeroepen dan dat de Duitsers bij de Stelling aankwamen. Bovendien was de Stelling al van minder belang geworden als achterliggende linie. Het deel ten noorden van het Noordzeekanaal vormde het Noordfront van de Vesting Holland. De Nieuwe Hollandse Waterlinie vormde het Oostfront en het Zuidfront waren de grote rivieren bij Dordrecht en de Biesbosch.

Veel geschut dat in de keelkazematten was opgesteld was al in 1916 en 1935 elders geplaatst en ook daar al niet meer in gebruik. Alle 6 cm Hefkoepel kanonnen waren, met patronen, in ieder geval in 1932 nog in de forten aanwezig. Uit foto's blijkt dat er in zomer 1940 in een aantal forten, en mogelijk alle forten, nog hefkoepelgeschut aanwezig was.
Op 9 mei 1940 waren in de omgeving van Amsterdam vooral depot- en bewakingstroepen aanwezig, met uitzondering van het 1e Luchtvaartregiment op het Vliegkamp Schiphol en meerdere eenheden Luchtdoelartillerie.

Begin 1940 bestonden er nog plannen om de koningin en het kabinet in een aantal forten onder te brengen tijdens de gevechtshandelingen na een Duitse inval, die mogelijk drie maanden zouden duren. In werkelijkheid moesten zij al enkele dagen na de inval evacueren naar Engeland en vormden een regering in ballingschap. Op 15 mei capituleerde het Nederlandse leger aan de Deutsche Wehrmacht.

Wel werd vanaf 11 mei het Buiten-IJ ten oosten van Amsterdam, en wellicht de gehele IJsselmeerkust, bewaakt tegen een mogelijke overtocht van Duitse eenheden over het IJsselmeer (zie Het Buiten-IJ en Durgerdam in Mei 1940).
Om dezelfde reden werden vanaf 12 mei de inundaties ten noorden van het Noordzeekanaal gesteld om dit Noordfront van de Vesting Holland te verdedigen. Er waren geen eenheden in de forten gelegerd maar er waren wel plannen om troepen langs de Noordzeekust terug te laten trekken achter de inundaties en in de forten.
De overtocht over het IJsselmeer was inderdaad gepland door de Duitse aanvaller maar kon niet uitgevoerd worden door versperring van havens op de oostoever van het IJsselmeer en een gebrek aan schepen.

Aan de Westeinderplassen was een steunpunt van watervliegtuigen van de Marineluchtvaartdienst gevestigd. Dit Marinesteunpunt Kudelstaart was de Duitsers onbekend evenals die bij Akersloot en op het Braassemermeer. Op 14 mei zijn alle watervliegtuigen van deze en andere steunpunten via Frankrijk naar Engeland geëvacueerd.

Ondertussen veroorzaakte de Grebbelinie een redelijke vertraging van de Duitse troepen. Dat was de oorspronkelijke functie van de Grebbelinie maar in februari 1940 was het verkozen boven de Nieuwe Hollandse Waterlinie als de hoofdverdediging. Het probleem was dat door de lage waterstand in de rivieren het terrein tussen Wageningen en Rhenen niet geïnundeerd kon worden. Er was een bomvrij gemaal in aanbouw, maar daarvan was bij het uitbreken van de oorlog alleen de fundering gereed.
De vele Duitse pogingen om de Grebbelinie, zowel bij Rhenen als Scherpenzeel, te doorbreken tonen wel aan welk een effect een kleine legermacht in voorbereide versterkingen kan hebben.

Nadat het Zuidfront van de Vesting Holland bij Dordrecht was doorbroken, was de verdediging feitelijk onhoudbaar en het terugtrekken van de Nederlandse troepen op de Nieuwe Hollandse Waterlinie zinloos.
De "blitzkrieg" door Noord-Brabant en het gebruik van parachutisten tegen de bruggen, overrompelden het Nederlandse leger en haar forten.
Na het Duitse dreigement van een bombardement op Utrecht en het daadwerkelijke bombardement op het in frontlinie liggende Rotterdam, werd onterecht gevreesd dat meer steden het slachtoffer zouden worden.
Ook nu was vertrouwd op de komst van bondgenoten die niet (Engeland) of in te geringe mate (Frankrijk) in actie kwamen maar onvoldoende tijd kregen omdat de Nederlandse leger het Duitse leger onvoldoende kon vertragen
Al deze kwesties hadden een grote invloed op de beslissing om te capituleren.

De capitulatie kwam in ieder geval voor een aantal Duitse bevelhebbers als een verrassing hoewel ze erom gevraagd hadden. Sommigen vermoedden dat de capitulatie afgewezen zou worden en dat er nog een zware klus voor ze klaar lag in de vorm van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het bevel voor de aanval daarop en het doorstoten via Gouda naar Amsterdam, gepland voor 15 mei, eindigde met: "Al is de strijd ook hard, aan ons is de overwinning!".
Maar de waterstand in de rivieren was laag en de inundaties waren eigenlijk te laat gesteld. Er kwam te weinig water op de velden. Dat gold ook voor de inundaties in het zuidoosten van de Stelling die tevens onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie waren.
Het Duitse leger had in de planning rekening gehouden met de onwaarschijnlijke situatie dat het Nederlandse leger zich zou terugrekken op de Stelling. Overzetten van troepen over het IJsselmeer was daarom voorbereid en zelfs op 13 mei achtte een ondercommandant terugtrekken uit de Grebbelinie en de Nieuwe Hollandse Waterlinie nog mogelijk.

Grebbeberg

Een kazemat op de Grebbeberg bij Rhenen.
(Foto: © René Ros, 2007)

De commandant van de Positie van IJmuiden had zijn commandopost in het Fort bij IJmuiden, maar zijn belangrijkste taak was het versperren van de haven door een schip tussen de pieren tot zinken te laten brengen.
De Artillerie-Inrichtingen bij Hembrug werden niet vernietigd, zoals de meeste andere oorlogsmiddelen na de capitulatie. De geallieerden zouden bij herovering meer hebben aan een intacte inrichting. De capaciteit van de fabriek was van weinig voordeel voor de Duitsers maar wellicht wilde men de Duitsers niet bozer maken!

Deutsche Wehrmacht

Gedurende de Tweede Wereldoorlog werden de meeste forten door de Duitsers gebruikt, meestal als magazijn of kazerne. Soms voor het opstellen van een luisterpost of geschut, met name in het deel van de Stelling dat tot de landverdediging van de Atlantikwall ging behoren. Dit Neue Landfront omvatte, wat betreft de Stelling, het deel van Fort bij Veldhuis tot en met Fort bij Vijfhuizen.

Veel metaal werd uit de forten verwijderd voor hergebruik door de Duitsers. In opdracht van de Beauftragte für Altmetall und Schrotterfassung werden de hefkoepels met explosieven gesloopt en de vrijkomende staaldelen verschroot.
Fort aan het Pampus was al buiten gebruik gesteld en de Duitsers gebruikten het forteiland voor oefenbombardementen met vliegtuigen. Het hout is tijdens de Hongerwinter verdwenen, zodat de bevolking van Muiden de huizen warm kon houden.

Aan het eind van de oorlog gebruikten de Duitsers de typische Hollandse verdediging tegen onze bevrijders. In het voorjaar van 1944 werden een groot deel van de Stelling ingericht als verdedigingslinie. Daarnaast werden wilde inundaties voorbereidt door dijken, zoals de Zeedijk, van explosieven te voorzien en werden diverse polders op amateuristische wijze onder water gezet. Dat blijkt onder andere uit een verslag van Ir. F.C.P.W. Meijlink van Provinciale Waterstaat in Noordholland dat hij op 19 mei 1945 over polders in de Vechtstreek opstelde:

Naast een paar geïnundeerde Brabantse polders waren twee grote inundatielinies door de Duitsers, met gedwongen medewerking van met name Provinciale Waterstaat-medewerkers, opgezet. Namens de Duitse bezetter waren in Noord-Holland Oberleutnant Hölling, Oberbaurat Kiel en Major Dielinger in contact met de provinciale waterstaat en indirect met Rijkswaterstaat.

Het doel van de twee waterlinies was om een eventuele succesvolle landing op de kust van de geallieerden tot staan te brengen. De Erste Wasserstellung of Vorderen Wasserstellung (Eerste- of Voorste Waterlinie) liep van Edam in westelijke richting naar Uitgeest (noordelijk deel van de Stelling) om vanaf daar in zuidelijke richting langs Haarlem (westelijk deel van de Stelling) en sloot aan op de verdediging rond Amsterdam. De Vorderen Wasserstellung liep door via Leiden, Rotterdam (aansluitend op een linie ten noorden van Rotterdam naar het Westland), Dordrecht, Roosendaal naar Bergen op Zoom.

De Haarlemmermeerpolder werd niet van een extra dijk voorzien en bleef droog, maar de ringdijk werd op vier plaatsen van explosieven voorzien. Er waren slechts enkele versterkte onderkomens in de linie aangelegd die vooral uit anti-tankgrachten, veldversterkingen en mitrailleurposten bestond. Bij Badhoevedorp lagen twee lichte bunkers bij twee bruggen over de Spaarnwoudertocht en Vijfhuizertocht in de Sloterweg.

De tweede linie, de Hinteren Wasserstellung (Achterste Waterlinie) liep van Weesp naar het zuiden (oostelijk deel van de Stelling), ten westen van Utrecht, naar Gorinchem. Daarmee volgden de Duitsers grotendeels het traject van de Oude Hollandse Waterlinie.

En waarschijnlijk waren de zware kustverdediging en de genoemde inundaties de belangrijkste redenen voor de geallieerden om niet op de Nederlandse kust te landen. De kracht van de Vesting Holland en zijn inundaties was de oorzaak dat West Nederland laat in de landoorlog betrokken werd.
In de provincie Noord-Holland was in het voorjaar van 1944 een gebied van 10.600 hectare met zoet water geïnundeerd, het voorjaar van 1945 was dat 36.740 hectare. Het was dus uiteindelijk de Duitse bezetter die het grootste deel van de inundaties van de Stelling hebben gesteld...

Koude Oorlog 1946 - 1991

De gehele Koude Oorlog kenmerkte zich door het vrijwel geheel ontbreken van vijandelijkheden, zeker ook in de Stelling.
De meeste forten werden door het leger gebruikt voor de opslag van munitie en explosieven. In de forten in het zuidwesten van de Stelling werden veel explosieven en landmijnen opgeslagen om Schiphol en de havens van IJmuiden en Amsterdam te kunnen afsluiten of onbruikbaar te maken. Voor de werkzaamheden in de forten werden vooral werktroepen van het Kamp Rooswijk ingezet. De bewaking van objecten zonder fortwachters, werd door patrouilles van 420e Infanterie Bewakings Compagnie "Van Heutsz" verzorgd (zie Sergeant Wools).

Ook werden enkele forten gebruikt voor de opslag van noodvoorraden voedsel (Fort bij Spijkerboor) en verbandmiddelen (Fort bij Abcoude) in het kader van de Wet Bescherming Bevolking. Op Fort bij Edam en Fort bij Spijkerboor werden in 1951 twee kokerschietbanen voor de Nationale Reserve gebouwd. In een aantal forten of aparte magazijnen waren voertuigen en materiaal opgeslagen voor mobilisabele ziekenautocompagnieën.

Voor het Korps Luchtwachtdienst zijn, ook in de Stelling, tussen 1951 en 1955 diverse luchtwachtposten op bestaande gebouwen ingericht of op speciaal daarvoor gebouwde prefab betonnen torens.
Van de commando-bunkers voor de Bescherming Bevolking die gebouwd zijn binnen de Stelling, zijn de meeste nog aanwezig. Tevens waren er nog diverse bunkers voor de Civiele Verdediging, Kunstopslag en als onderdeel van het noodtelefoonnet.
Binnen de gemeente Amsterdam werden vele openbare schuilplaatsen gebouwd, meestal in combinatie met nieuwbouw van bruggen, tunnels en gebouwen.
Daarnaast zijn nog enkele waterstaatkundige voorzieningen getroffen in het kader van de Wet Bescherming Waterstaatwerken in Oorlogstijd, zoals de BWO-keringen. Tevens was er rond 1980 een plan om rond Amsterdam geleide wapens als luchtafweer te plaatsen.


Het zal de lezer niet verbazen dat permanente forten niet meer voldeden tijdens een moderne mobiele oorlog. Sinds 1922 bestond de Stelling organisatorisch niet meer. Na de Tweede Wereldoorlog verviel de defensieve waarde formeel en werden ze alleen nog als magazijn gebruikt en later stootte het Ministerie van Defensie de onderdelen af; zie hoofdstuk Civiel gebruik.

Stelling van Amsterdam op Twitter Stelling van Amsterdam op Facebook Doc.centrum Stelling van Amsterdam op LinkedIn
Stelling van Amsterdam op foto-site Instagram Stelling van Amsterdam op video netwerk YouTube

Deze website wordt verzorgd door particuliere experts en is geen website van een overheid.
Alle rechten voorbehouden, o.a. gebruik door commerciële partijen alleen met voorafgaande toestemming.
Stelling van Amsterdam. Een stadsmuur van water.
UNESCO Werelderfgoed sinds 1996
FMTraining - Trainingen en cursussen voor gebruikers en ontwikkelaars van FileMaker (Advertentie)
 
 
 
ReneRos.biz voor ontwikkeling, advies & expertise en opleidingen voor Filemaker database-toepassingen. (Advertentie)