|
InleidingBeste lezer, In 2008 en 2009 heeft Nicky Schuurman van Stichting Landschap Noord-Holland vele uren in de archieven doorgebracht voor onderzoek naar de geschiedenis van de beplanting in de Stelling van Amsterdam. De eerste resultaten hiervan werden op 2 april 2009 openbaar gemaakt tijdens het symposium 'Bomen op de Stelling van Amsterdam'. In maart 2010 is in een beperkte oplage het onderzoeksrapport 'Verscholen in het Groen' verschenen waarin de volledige resultaten zijn gepubliceerd. Het bestaat uit 29 pagina's die de gehele Stelling behandelen en 72 pagina's waarin de bevindingen van elk fort apart worden beschreven met citaten uit archiefstukken. In samenwerking met Landschap Noord-Holland verschijnt deze thema-nieuwsbrief waarin het algemene deel is samengevat. Met dank aan Inge Plaatsman, Nicky Schuurman en Arthur Schaafsma voor hun medewerking. Het rapport is te bestellen bij Landschap Noord-Holland voor € 30,- (inclusief BTW en verzendkosten) door het bedrag over te maken op rekeningnummer 11.91.39.502 ten name van Stichting Landschap Noord-Holland o.v.v. rapport 'Verscholen in het Groen'. Vermeld hierbij duidelijk naam en volledig adres, bij telebankieren in de omschrijving. Bekijk de nieuwsbrief op: https://www.stelling-amsterdam.nl/nieuwsbrief/325-349/nieuwsbrief-344.htm De volgende nieuwsbrief zal waarschijnlijk op 7 april verschijnen. Met vriendelijke groet,
|
AanleidingTekst: Nicky Schuurman (Stichting Landschap Noord-Holland)
Het archiefonderzoek is gestart in september 2008 en heeft vier maanden geduurd. Doel van het onderzoek was te achterhalen welke beplantingsplannen er waren, wat deze inhielden en wat daadwerkelijk van deze plannen is uitgevoerd. Om vervolgens te bekijken hoe in de loop van de tijd na de aanleg de beplanting is veranderd. In de archieven ligt een schat aan informatie. Het is de kunst om juist die informatie te vinden die je nodig hebt. Omdat het onderwerp beplanting was en de tijd beperkt, moest veel links blijven liggen. Soms aan de hand van de brievenboeken van de in- en uitgaande correspondentie; soms aan de hand van de archiefinventaris heb ik de stukken die betrekking hadden op beplanting opgezocht. Maar gaandeweg kom je toch van alles tegen. Mensen denken wel dat archiefonderzoek saai zou zijn. Maar niets is minder waar. Met het openen van de eerste archiefdoos word je ondergedompeld in een andere tijd. In een tijd waarin officieren per rijtuig de aardwerken gaan inspecteren. De tijd waarin het omkappen van drie defensiebomen door een boer leidde tot een maandenlang juridisch getouwtrek over wie de bomen mocht hebben en wie voor de kosten op moest draaien. Je leeft mee met de eerstaanwezend ingenieur die bergen brieven verstuurde aan landeigenaren met het verzoek om bomen te mogen planten en daarop per kerende post allemaal afwijzingen kreeg.
Uiteindelijk heeft al deze informatie geleid tot een lijvig rapport. Een rapport dat gebruikt kan worden als naslagwerk om na te gaan wat er ooit is aangeplant binnen de Stelling en vooral ook wat daarbij de uitgangspunten waren. Het is niet bedoeld als oproep om alle beplanting te reconstrueren. Het rapport kan echter wel een bijdrage leveren bij de besluitvorming hoe om te gaan met beplanting binnen de Stelling. Landschap Noord-Holland: http://www.landschapnoordholland.nl/
|
Aanleg van beplantingenOp de Vestingbegroting wordt vanaf 1902 en volgende jaren voor de Stelling 20.000-25.000 gulden begroot waaruit blijkt dat beplanting een wezenlijk deel uitmaakte in de plannen tot aanleg van de Stelling. In 1903 moet al bezuinigd worden zodat beplantingen goedkoper worden uitgevoerd of vervallen. Na 1909 zijn nieuwe contracten kennelijk niet meer aan de orde.
Vervolgens wordt driftig gecorrespondeerd tussen de Stellingcommandant die de beplanting direct wil aanleggen, en de Eerstaanwezend Ingenieur te Amsterdam die dat pas wil doen als de forten geheel gereed zijn. Na een half jaar sust de commandant van het 2e Genie Commandement de onenigheid en een nieuwe Eerstaanwezend Ingenieur stemt wel in met de wens van de Stellingcommandant. Waarna in datzelfde jaar een bestek "Het aanleggen van beplantingen op en bij Verdedigingswerken in de Stelling van Amsterdam" tot stand komt voor de beplanting, met wilgen en geen populieren maar met iepen, van een elftal forten in het noordfront en het zuidfront. Van een aantal forten is bekend dat deze beplanting weer deels of geheel is verwijderd vanwege de bouw van de bomvrije gebouwen. Uit de correspondentie komt naar voren dat men vanaf 1901 beplantingen aanlegde volgens bepaalde standaardprincipes. Daarvoor hanteerde men algemeen erkende principes zoals in het bestek uit 1890 dat een donkere achtergrond het de vijand moeilijk zou maken de uitwerking van zijn schoten precies waar te nemen. In 1903 schrijft luitenant J.E. Gleysteen over het standaardstelsel het volgende:
Dit stelsel zal zoowel bij de wallen als bij de forten ter maskering moeten worden toegepast.” (zie foto rechts, St.Aagtendijk bij Fort bij Veldhuis) Beplantingen werden niet altijd volgens plan aangelegd. Eigenaren van grond moesten soms toestemming geven om beplanting op hun terrein te hebben. Soms waren de gevraagde schadevergoedingen te hoog, en soms moesten er speciale procedures worden opgestart om grond te onteigenen. Moleneigenaren protesteerden tegen hoge beplantingen in de buurt van hun molen, en waterschappen gaven vaker niet dan wel toestemming voor beplanting op hun dijken. Minister (en Stellingcommandant) Den Beer Poortugael: https://www.stelling-amsterdam.nl/mensen/poortugael/
|
Gebruik van de beplantingenTot nu toe werd aangenomen dat het hakhout aangeplant bij forten naast camouflage ook andere functies had. Het zou ook aangeplant zijn als gebruikshout voor eigen gebruik door de genietroepen of als stookhout in de keuken. Dat hakhout niet werd aangeplant voor gebruik door de fortbezetting blijkt misschien ook wel uit het feit dat het in de Stelling niet gebruikelijk was om grote stroken hakhout aan te planten.
Wanneer er sprake was van oorlogsdreiging ging men over tot het houden van “opruimingen”. Dit hield in dat het schootsveld werd vrijgemaakt en dat huizen, bomen en heggen e.d. die in de weg stonden, werden “opgeruimd”. Tot nu toe werd aangenomen dat bij oorlogsdreiging de bomen en struiken op het fort werden weggehaald, in ieder geval diegene die in het schootsveld stonden. Maar inmiddels is duidelijk dat dit niet de bedoeling was. Waarom met zorg en veel kosten een zware beplanting aanbrengen voor de linie, die als doel had het de vijand moeilijk te maken de uitwerking van zijn schoten te kunnen waarnemen, om vervolgens als de vijand op de stoep stond het zicht ook voor die vijand vrij te maken door het weghalen van die beplanting. Uit het voorgaande (en het hierna volgende) blijkt dat dit laatste de manier was die de legerleiding in gedachte had. In verschillende memories van verdediging wordt er op gewezen om toch vooral voorzichtig te zijn met het opruimen van beplanting. Als algemene regel wordt gegeven: weghalen wat aan de vijand dekking kan bieden, en laten staan wat voor de eigen troepen dekking geeft. Maar werd er in de praktijk op die manier ook met de beplanting omgesprongen? Op 4 september 1914 doet de Stellingcommandant aan de bevelhebber van de strijdkrachten verslag van de maatregelen die genomen zijn om de Stelling in staat van verdediging te stellen. Hij schrijft: “...Op de forten ... het kappen of uitdunnen van de omringende militaire beplantingen”. Is er nu gekapt of gedund of allebei wellicht? Waarschijnlijk is daar op de verschillende plaatsen ook verschillend mee omgesprongen.
|
Honderd jaar beplantingLuchtfoto: collectie Stichting Menno van Coehoorn.
Zoals al eerder gezegd was op veel forten en liniedijken een beplanting gepland volgens de standaardregels, veel van de beplanting is immers na 1901 aangelegd. In het westelijk deel van de Stelling is het meeste ook daadwerkelijk uitgevoerd. Of dat in het noordelijk en zuidelijk deel ook het geval is, is maar de vraag. De Eerstaanwezend Ingenieur van Amsterdam schrijft in 1903 dat alleen de beplanting op de forten Abcoude en Nigtevecht is uitgevoerd, en dat de overige forten in 1905 nog niet zo ver zouden zijn gevorderd dat beplanting zou kunnen worden aangebracht. In de periode 1918 tot 1940 zijn er bijzonder weinig documenten terug te vinden die handelen over beplanting. In 1928 wordt er nog een opmerking gemaakt door de commandant van de Vesting Holland dat de permanente verdedigingswerken onvoldoende zijn gecamoufleerd.
Na mei 1945 bleek de schade aan beplantingen aanzienlijk maar de prioriteit lag bij het herstel van de gebouwen. Veel forten werden als munitieopslagplaats ingericht, beplantingen maakten geen deel uit van de aanvragen voor de hinderwetvergunningen. Het onderhoud aan de beplantingen werd uitbesteed aan de Nederlandsche Heidemij. Het cultuurtechnisch onderhoud stond bijvoorbeeld voor ƒ 313.650 op de begroting van 1965. Inmiddels is in 2007 en 2008 tijdens het project 'Monitor Kleine Landschapselementen Stelling van Amsterdam', ook van Stichting Landschap Noord-Holland, de huidige houtige beplanting op de gehele Stelling in kaart gebracht. Werd er bij aanleg van slechts enkele soorten gebruik gemaakt (iep, esdoorn, populier en wilg); nu komen er veel verschillende boomsoorten voor, hetzij spontaan opgekomen, hetzij aangeplant. * Let op de stoomtrein in de richting van Amsterdam. Stichting Menno van Coehoorn: http://www.coehoorn.nl/
|
Conclusies naar aanleiding van het onderzoek
Er is in de Stelling tot 1901 geen, daarna wel gebruik gemaakt van standaardregels voor beplanting. Er moesten vanaf die tijd vier rijen beplanting worden aangebracht oplopend in hoogte. De regels werden niet strikt toegepast bij alle forten, linies en wegen. Steeds werd de situatie ter plaatse in ogenschouw genomen. Het is interessant om nader onderzoek te doen naar de leeftijd van de mogelijk nog aanwezige originele beplanting, zodat kan worden vastgesteld uit welke periode de beplanting precies stamt.
|
NabesprekingTekst: René Ros. Het rapport van Landschap Noord-Holland is het meest uitgebreide historisch onderzoek naar de beplanting in de Stelling tot heden. Schrijver dezes is verheugd als er degelijk archiefonderzoek wordt gedaan, en zeker als dat gepubliceerd wordt of uit meer dan één archief komt. En waarschijnlijk meer dan anderen bewust van de hoeveelheid tijd die het onderzoek heeft gekost. Maar er zijn uiteraard ook een paar kanttekeningen bij het rapport te maken, ter overpeinzing.
Vreemd is dat de beplanting die van 1890-1900 is toegepast niet als beplantingstelsel en als voorloper van het beplantingstelsel 1901-1904 wordt gezien. Maar gebleken is dat de Genie al in 1910 geen systeem in de eerdere beplanting zag. Uit het overzicht van de bestekken voor de beplanting blijkt dat van vrijwel elk fort een bestek gevonden is. Uiteraard niet de kustforten die geen beplanting zouden krijgen. Van drie forten is geen bestek bekend, maar er zijn ook bestekken waarvan niet bekend is welk fort ze betreffen. De bestekken van 1900 en eerder zijn betaald zodat zeker is dat ze zijn uitgevoerd. Van de bestekken van 1901-1905
ontbreekt deze betaalinformatie maar in 1903 schrijft luitenant J.E. Gleysteen retrospectief dat het zo is uitgevoerd.
Bij wijze van komische slotnoot ook nog even over de kerstbomen. Want op (voor zover bekend) drie forten hebben de fortwachters bedacht om hun kerstboom buiten te planten. Op het Fort aan de Nekkerweg staan bij de rechter keelkazemat drie doorgeschoten kerstbomen (zie foto rechts) en op Fort bij Penningsveer één grote. Op Fort aan Den Ham staat in de tuin van de fortwachter de enige naaldboom van het fort; woning en tuin zijn echter al lang weg. Hoeveel jaar geleden zaten de kinderen van de fortwachter kerstliedjes bij die bomen te zingen? Bureel Eerstaanwezendschap Amsterdam: https://www.stelling-amsterdam.nl/forten/amsterdam-genie/
|
De redacteur aanvaardt geen aansprakelijkheid, op welke wijze ontstaan, door het gebruik van de inhoud van de nieuwsbrief door welke persoon en voor welk doel dan ook.
|