Sluit [X]   
 

Oranje-Nassau Kazerne in 1918: "Aanvraag voor avondpermissie tot 12 uur" met 22 korporaals

© 1999-2024, René G.A. Ros
Laatst gewijzigd 29-1-2024

Donateur worden?

Mensen - Overigen

Let op: dienstplichtigen (militie- en landweerplichtingen tot 1922) werden formeel op groot verlof gezonden voor hun normale burgerbestaan. Genoemde periodes, overplaatsingen of data van ontslag betekenen niet dat zij op dat moment in daadwerkelijke dienst waren en lange periodes onder de wapenen zijn geweest.
Bronnen: de meeste informatie is afkomstig van gemeentelijke militieregisters, stamboeken en controle/straflijsten in het Nationaal Archief en genealogische websites.

Eerste Wereldoorlog (1914 - 1918)

Van een aantal personen is nog te weinig informatie bekend. Deze personen hebben daarom geen eigen informatie pagina maar worden hieronder genoemd.

 

Korporaal Abcouwer

Van Hendricus Abcouwer (*Amsterdam 18 januari 1889, †Amsterdam 7 maart 1951) is bekend dat hij op 18 mei 1909 werd ingelijfd "tot korte oefening" bij het 2e Regiment Vestingartillerie. Dat duurde maar 4,5 maanden, waarin hij tot korporaal werd benoemd. Al in december 1909 was hij terug voor nog eens 3,5 maanden. In september 1912 kwam hij weer terug voor een oefening en moet hij ook deelgenomen hebben aan de Fortmanouevres 1912 rond Uithoorn.

In mei 1913 werd hij overgeplaatst naar het 1e Regiment Vestingartillerie (Naarden) maar in november kwam hij alweer terug. Het kan helaas niet aangetoond worden, maar hij moet een bepaalde tijd gemobiliseerd zijn geweest in de Stelling.

Op 1 augustus 1916 ging hij over naar de Landweer dat tot 1929 moet hebben geduurd. Bij de Landweer werd hij ingedeeld bij 2e Comp.. III Bat., 2 LWA en als hij daarmee nog op een fort gelegerd was dan had dat op de forten Durgerdam, Edam, Hoofddorp, Aalsmeer, Kudelstaart, Schiphol b.d.f. en De Kwakel kunnen zijn.

Tussen 2006 en 2008 is zijn grafsteen toegevoegd aan het kunstwerk 'Sluipweg' op het Fort bij Vijfhuizen.

 

Korporaal? AdmiraalKorporaal? Admiraal

Basilius Admiraal, roepnaam Bas, werd als zoon van Maarten Admiraal en Willemijntje Melker op 27 september 1880 in Limmen geboren.

In maart 1900 werd hij voor de militieplicht voor eerste opkomst ingelijfd bij het Korps Pantserfortartillerie, tot juni 1901. In 1903, 1905 en 1907 volgden herhalingsopkomsten van 34 tot 12 dagen.
Hij ging in 1908 als landweerplichtige over naar de 42ste compagnie Vesting Artillerie in het XXVI Landweer district (Alkmaar). Per 31 december 1918 werd hij uit dienst ontslagen. Als burger werd hij eerst bakker in Alkmaar en kon kort daarna door een erfenis een boerderij bij Uitgeest kopen.

Over de mobilisatie 1914 is in de militaire stamboeken niets te vinden. Er is een groepsfoto met hem bekend, voor een loods en met een bord "Kamer 31, Mobilisatie 1914 Artillerie". Door overeenkomsten met een andere groepsfoto moet de foto op Fort bij Krommeniedijk zijn gemaakt

Volgens de familie had hij de rang van Korporaal en werkte hij in of voor de keuken.
Op 9 februari 1965 overleed hij op 84-jarige leeftijd in Uitgeest en werd daar begraven.

 

Soldaat Van AsSoldaat Van As

Lambertus van As werd op 12 mei 1881 in Druten geboren als kind van Antoon van As en Johanna Gerritse. Hij kreeg dezelfde naam als zijn drie-jarige broer die een maand eerder overleed.
Op 30-jarige leeftijd trad hij op 25 juli 1911 in het huwelijk met Jacoba van der Horst. Zijn beroep was toen tramconducteur, vermoedelijk op de stoomtram Walem - Druten - Nijmegen. Zijn vrouw was van beroep dienstmeid.

Hij werd gemobiliseerd en moet in 1914-1915 als infanterist ingekwartierd zijn geweest in de Beemster. Van zijn inkwartiering zijn vier groepsfoto's met twee, met naam genoemde, gezinnen nagelaten. De namen en gezinssamenstellingen komen overeen met de gezinnen van Ariejan van Twisk (1852-1940) en Klaas Worp (1874-1944) die aan de Wormerweg en Zuiderweg hebben gewoond.
Van As moet tot het 'Detachement troepen buiten de forten' van de Groep Purmerend hebben behoord. Op de foto's is te zien dat op zijn kraag 'LW 37' staat, van het 37e Bataljon Landweer Infanterie dat bestond uit oudere lichtingen van het 15e Regiment Infanterie met vredesgarnizoen in Delft en Gouda.

Op 30 april 1943 overleed hij op 61-jarige leeftijd in Nijmegen, door een medische oorzaak.

 

Sergeant Baars

Jan Hendrik Baars (1870-1935) en Wilhelmina Carolina Corel (1866-1942) werden op 22 oktober 1888 in Amsterdam de ouders van Josephus Christiaan. Toen hij 19 jaar oud werd, vond er een loting plaats voor de Militieplicht en werd hij uitgeloot. Vier jaar later trouwde hij in zijn woonplaats Amsterdam met Anna Martha van der Ploeg (1887-1964) en ze kregen in 1916, 1918 en 1920 drie zoons.

In 1915 was door de minister van Oorlog Bosboom de Landstormwet tot stand gekomen, waarmee alle mannen die niet bij de Militie of Landweer dienden of hadden gediend, alsnog opgeroepen konden worden voor militaire dienst. Dit werd gedaan om tijdens de mobilisatie 1914-1919 meer mannen op te kunnen roepen als aanvulling en vervanging van de gemobiliseerde militairen. Dit gold ook voor onderwijzer Sergeant A.M. de Jong die over zijn belevenissen publiceerde.

In november 1916 werd Baars ingeschreven voor de Landstorm en op 27 juni 1917 werd hij opgeroepen. Om 9.30 uur op 19 juli 1917 kwam hij in het gebouw "Bellevue" in dienst en werd in de rang van kanonnier ingedeeld bij het Depot van het 2e Regiment Vestingartillerie. Hij zal toen de basisopleiding op de Oranje-Nassau Kazerne hebben gevolgd. Op 3 september ging hij in onderhoud bij de 1e Depot Compagnie en zal zijn artillerie-opleiding zijn begonnen. Op 15 november werd hij bevorderd tot Landstorm-korporaal.

Op 26 april 1918 ging hij over naar het detachement Artillerie buiten de forten Weesp en zal gediend hebben bij een of meer batterijen in de groep Weesperkarspel. Vervolgens werd hij per 10 juni 1918 bevorderd tot Landstorm-sergeant en ging 15 dagen daarna in onderhoud bij "Det. G.S.K.", detachement Groepsstafkwartier Diemerbrug. Daar behoorde hij tot het Artillerie personeel met dienst op het stafkwartier (18 man) of de Artillerie verkenningsdienst (30 man) in het gebied. Hij kreeg op 5 december voorlopig verlof en daarmee eindigde na anderhalf jaar, praktisch gezien zijn mobilisatie.

Formeel eindigde zijn werkelijke dienst op 10 september 1919, in de rang van sergeant. In zijn veldzakboekje werd op het vervoerbewijs ingevuld dat hij bij 2e mobilisatie met spoed terug moest keren naar het groepsstafkwartier Diemerbrug. Die 2e mobilisatie heeft gelukkig nooit plaatsgevonden. Wel moest hij een maand na vertrek 10 guldencent (vergl. 0,65 euro) betalen voor het ontbreken van een knipmes. De kwitantie daarvoor heeft hij de rest van zijn leven in zijn veldzakboekje bewaard.

Ten tijde van zijn inschrijving voor de militie was hij kantoorbediende. Over zijn latere leven is alleen informatie over zijn gezin bekend. Hij overleed op 7 juli 1965 in Ermelo en werd daar begraven.

 

Korporaal Bander

Hendrik Lammert Bander werd op 18 juni 1895 in Amsterdam geboren, volgde lager onderwijs en werd broodbakker.

Op 18 mei 1915 werd hij voor de militieplicht ingelijfd bij de 4e Compagnie Pantserfort Artillerie van het Fort aan het Pampus.
Toen hij in de late avond van 28 november 1916 van verlof per boot naar het fort terugkeerde, viel hij overboord en kon niet gered worden. Het was donker, mistig, koud en met een matige zuidwesten wind.

Zijn lichaam werd op 9 januari 1917 gevonden door vissers. Bander werd enkele dagen later begraven op de Oosterbegraafplaats in Amsterdam. Zijn opvolger was Korporaal Westerveld.

In 1918 werd hij herbegraven in een prive-graf, mogelijk na een collecte onder de fortbezetting. Op de grafsteen wordt zijn rang en het fort genoemd. De grafsteen is in 2019 vervangen en de eerdere grafsteen werd elders op de begraafplaats behouden.

 

Fortcommandant Bloijs van Treslong

Jonkheer Otto Gerard Bloijs van Treslong werd op 29 april 1874 in Epe geboren, als zoon van een notaris.

Vermoedelijk is hij rond 1892-1894 vrijwillig een militair dienstverband aangegaan. Zo was hij van 2 tot en met 21 maart 1903 "gedetacheerd aan de werkplaatsen voor draagbare wapenen aan de Hembrug tot het volgen van een cursus voor officieren van wapening".

Als kapitein der Artillerie werd hij commandant van het Fort bij Spijkerboor. Vermoedelijk al direct bij aanvang van de mobilisatie, maar in ieder geval was hij dat op 4 september 1914. Hij vertrok als fortcommandant voor of op 21 juni 1916, vermoedelijk naar het stafkwartier Vak Krommenie. Na hem werd Kapitein de Jong de fortcommandant.

Zijn carriere bracht hem bij de veldartillerie, waar hij als luitenant-kolonel met pensioen ging. Hij was 83 jaar oud toen hij op 20 februari 1958 overleed in Den Haag. Volgens de rouwadvertentie werd hij in kleine kring op een onbekende begraafplaats begraven.

 

Korporaal Blokpoel

Martinus Hermanus Blokpoel werd op 22 juli 1889 geboren in Twisk, Noord-Holland. In 1908 was hij stuurman bij de koopvaardij en werd hij aangewezen voor de militieplicht. Als 20-jarige moet hij in 1909 ingelijfd zijn, bij het 2e Regiment Vestingartillerie.

Er is een zakboekje van hem bekend voor het 2e Regiment Vesting Artillerie, Depot Bataljon, 3e Compagnie. Die eenheid bestond pas na een herindeling in 1913. Vermoedelijk zat zijn depot (reserve) tijdens de mobilisatie op de Oranje-Nassau Kazerne.
In hetzelfde zakboekje zit een verlofpas voor onbepaald klein verlof per 14 november 1918, drie dagen na de wapenstilstand.

Hij overleed op 22 februari 1955 in Amsterdam en werd op de Nieuwe Oosterbegraafplaats begraven. Anno 2019 was zijn graf nog aanwezig.

 

Korporaal Blomhoff

Korporaal G.A. Blomhoff komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Gerrit Andries Blomhoff (*12-2-1898 Amsterdam, †2-10-1951 Roermond) en hij trouwde op 14-6-1923 te Amsterdam met Margje Helena Broek.

Bij registratie voor de dienstplicht had hij bouwkundig teekenaar als beroep. Op 2-3-1917 werd hij ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie, I Bataljon te Amsterdam.

 

J.F.H. BontenakelGroepscommandant Bontenakel

Luitenant-kolonel der Infanterie J.F.H. Bontenakel had gediend in het Oost-Indisch Leger en was (waarschijnlijk vroeg) gepensioneerd maar hij meldde zich als vrijwilliger tijdens de mobilisatie in augustus 1914. Hij werd in augustus 1914 aangesteld als voorlopig commandant Groep Wormerveer en was in ieder geval in 1916 commandant ervan, met Majoor Wafelbakker.

Waarschijnlijk is hij Johannes Frederik Henricus Bontenakel, geboren op 4 juni 1863 te Nijmegen. Zijn vader was Frederik Michiel Bontenakel (1824-1869) die bij de militiekeuring op 15 maart 1883 al was overleden. Zijn moeder was Christina Maria Derrijx (1830-) en zijn voogd Wilhelmus Stokman. Hij werd vrijgesteld van de militie omdat hij al als sergeant in dienst was.

 

Wilhelm van BoordtSoldaat? Van Boordt

In het Fort benoorden Spaarndam zijn in ieder geval twee muurschilderingen aanwezig die gesigneerd zijn met "Willy van Boordt".

Waarschijnlijk betreft het Wilhelm van Boordt (14 juli 1892, Amsterdam) die op 25 oktober 1911 wegens broederdienst werd vrijgesteld van de militieplicht. Op 1 februari 1916 werd hij alsnog als landstormplichtige in werkelijke dienst (mobilisatie) geroepen en wel bij het 1e Bataljon van het Depot VII Infanterie Brigade (waartoe 7 en 18 RI behoorden).

Van maart tot augustus 1916 was hij voor het 24e Bataljon Landweer (LWI) op Fort bij Aalsmeer gelegerd. Op 18 augustus 1916 werd hij "ingedeeld en over naar 2-24 L.W.Inf. fort Spaarndam-Noord" doch de 2e compagnie van 24 LWI was volgens de Bezettingsstaat 1913 niet op dat fort gelegerd. Vermoedelijk is er een schrijffout in de eenheid gemaakt, want zonder verdere overplaatsingen werd hem in juni 1917 een straf opgelegd door Kapitein Scholten, de commandant van Fort benoorden Spaarndam.

Van Boordt kreeg vier dagen politiekamer wegens "Uit losheid een hoogst ongepaste uitdrukking op het wachtrapport van een korporaal geschreven" dat met twee dagen werd verlengd door "Luidruchtig gedrag in het arrestlokaal na het avondappel".
Vermoedelijk had Van Boordt vanaf dat moment zwaar de pest in de militaire dienst, omdat hij tot zijn klein verlof in februari 1919 nog eens 16 keer straf opgelegd zou krijgen, van in totaal 50 dagen politiekamer en kwartierarrest. Het is goed mogelijk dat hij een van de schilderingen heeft gemaakt in het lokaal dat als politiekamer/arrestlokaal werd gebruikt of zijn lokaal waar hij het kwartierarrest doorbracht.

Mogelijk was hij van juli t.e.m. november 1917 op een ander fort gelegerd, waarbij ook geen straffen bekend zijn. Van 12 april tot 12 juli 1918 was hij gelegerd op Fort bij de Liebrug en wederom vanaf 11 december 1918 tot zijn onbepaald klein verlof per 1 februari 1919. Op 9 oktober 1919 volgde de formele demobilisatie.

Van zijn burgerlijke leven is weinig bekend, als beroep worden op diverse stukken Jaloesien-maker, schilder en huisschilder genoemd. Op 17 november 1915 was hij in Amsterdam getrouwd met Christina Catharina Deutz.
Over zijn levenseinde is bekend dat hij op 2 mei 1944 slachtoffer was van een bedrijfsongeval "op het werkspoor" door beknelling in een lift. Hij werd met rugpijn en een hoofdwond overgebracht naar het "B.Gasthuis" (Burgergasthuis? aan Linneausstraat). Op 12 mei overleed hij.

 

Korporaal Bork

Korporaal L. Bork komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 maar er is verder niets over hem bekend.

Over zijn dienstplicht is geen informatie bekend.

 

Korporaal Buiten

Korporaal Jan Buiten komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Jan Buiten (*12-05-1897) waarbij niets bekend is over een huwelijk.

Bij registratie voor de dienstplicht had hij als beroep kantoorbediende. Op 2-3-1917 werd hij ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie, I Bataljon te Amsterdam.

 

Kanonnier Bulterman

Johannes Hendrikus Bulterman (*14 juni 1895, Nieuwer-Amstel) werd 19 jaar oud tijdens de mobilisatie 1914-1919.

Op 5 maart 1915 werd hij ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie en gedetacheerd op Fort bij Veldhuis. Daar verbleef hij tot hij op 1 juni 1918 werd overgeplaatst naar Fort bij Velsen.

Op 25 november kreeg hij klein verlof en een jaar vrijstelling. Over groot verlof en zijn burgerbestaan is geen informatie bij ons bekend. In 1935 werd hij formeel uit militaire dienst ontslagen. Hij overleed op 5 november 1971 in Amsterdam.

Hij was op 23 september 1920 getrouwd met Rika Anna Wilhelmina Verschelden en een zoon trouwde met een dochter van Kanonnier Van Vliet.

 

 

W.H. BuurtonGroepscommandant Buurton

Luitenant-kolonel W.H.A. Buurton had gediend in het Oost-Indisch Leger en was (waarschijnlijk vroeg) gepensioneerd maar hij meldde zich als vrijwilliger tijdens de mobilisatie in augustus 1914. Hij was tot in ieder geval 1916 commandant Groep Diemerbrug, met Kapitein Eijken.
(Zijn naam is in het Herinneringsalbum uit 1916 vermoedelijk onjuist geschreven als Kolonel Berton.)

 

Korporaal Cardozo

Korporaal D. Cardozo komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

David Cardozo (*onbekend, †onbekend) waarbij niets bekend is over een huwelijk.

Bij registratie voor de dienstplicht had hij als beroep diamantbewerker. Op 2-3-1917 werd hij ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie, I Bataljon te Amsterdam.

David Cardozo is een vaker voorkomende, Joodse naam van personen die door de Holocaust om het leven zijn gekomen. Qua geboortejaar en overeenkomend beroep zou het in dit geval kunnen gaan om een David Cardozo die op 16-5-1897 in Amsterdam werd geboren. Hij is op 21-1-1945 overleden in Blechhammer, een subkamp van Auschwitz (Polen).

 

Luitenant Cohen

Léon Albertus Alexander Cohen werd op 21 november 1898 in Amsterdam geboren. 17 Jaar oud trad hij in 1915 vrijwillig in dienst als aspirant-vaandrig bij het 2e Regiment Vestingartillerie. Zijn werkelijke dienst en opleiding begon tijdens de mobilisatie op 2 oktober 1916. Op 1 mei 1919 ging hij met klein verlof, in de rang van Reserve Tweede Luitenant. Per 1 december 1919 volgde zijn formele demobilisatie.

In een artikel in 1974 in Het Parool, op basis van een brief van Cohen, wordt aangegeven dat hij in de Stelling was gelegen. Een fort wordt niet genoemd en archiefstukken geven ook geen uitsluitsel. Als hij in een fort was gelegerd, dan was het in de periode dat de meeste dienstplichtige militairen al naar huis waren.

In 1922 had hij een herhalingsopkomst, werd bevorderd tot Reserve Eerste Luitenant en wegens reorganisatie overgeplaatst bij het Regiment Vestingartillerie. In 1923 volgde overplaatsing naar het 4e Regiment Veld Artillerie waar hij in 1926 een herhalingsopkomst had. Hij vroeg en kreeg eervol ontslag uit de militaire dienst op 29 januari 1929, op 30-jarige leeftijd.

Hij was op 1 februari 1920 inspecteur bij de Gemeentepolitie Amsterdam geworden. Als Jood werd hij op 28 februari 1941 ontslagen bij de politie en werd chef interne dienst bij de Joodse Raad. Van 3 november 1943 tot zijn bevrijding op 12 april 1945 was hij gevangen en werkzaam in Kamp Westerbork.
Na terugkomst kreeg hij rechtsherstel en werd zijn ontslag in 1941 ongedaan gemaakt tot 20 juni 1945 toen hij Inspecteur van Politie 1e kl. werd. In 1946 werd hij Hoofdinspecteur en vanaf 15 december 1947 Commissaris. Op 1 mei 1959 kreeg hij eervol ontslag en overleed 23 juni 1980 in zijn geboorteplaats.

 

Graf Soldaat DagloonderSoldaat Dagloonder

Philip Dagloonder werd op 27 oktober 1888 in Amsterdam geboren. Op 20 jarige leeftijd vanwege de dienstplicht (militie) op 17 mei 1909 ingelijfd voor eerste opkomst bij het 7e Regiment Infanterie.

Bij inlijving gaf hij poelier als beroep op, maar bij zijn huwelijk was hij meer algemeen 'werkman'. Hij trad in Amsterdam met Esther de Hond op 17 januari 1912 in het huwelijk. Aangezien beide uit een Joodse familie kwamen ("Israëliet") zal dat in een synagoge in Amsterdam zijn geweest.

Op een onbekend moment moet hij opgekomen zijn voor de mobilisatie 1914-1919 en werd hij als infanterist geplaatst op het Fort bij Velsen. In november 1918 was daar een, vermoedelijk tijdelijke, ploeg aanwezig voor de aanleg van elektriciteit. Op de avond van 6 november 1918 besloot deze ploeg een grap uit te halen. Met een koperdraad vanuit een lamp werd de de deurkruk van de buitendeur van hun lokaal 17 van 220 volt stroom voorzien. Bij een test werd een tinteling gevoeld waarvan ze hoopten dat het een schrikreactie zou geven.

Om 21.45 wilde Philip Dagloonder de kamer binnen maar omdat hij op een andere ondergrond stond werd de aanraking met de deurkruk hem na enige minuten fataal. Dit tot schrik en verbazing van de andere manschappen van wie Joseph Petrus Wilhelmus Maria de Breet (*13-10-1892 Amsterdam, †05-09-1955 Amsterdam) en Eugene Quirin Alexandre Querelle (*11-11-1897 Alkmaar, †05-04-1967 Alkmaar) voor de Krijgsraad (Kapitein Van Dooden was getuige-deskundige) en Hoog Militair Gerechtshof zijn gebracht. Tegen beiden was veertien dagen hechtenis geëist en werden ze door de krijgsraad beide tot acht dagen veroordeeld. De Breet werd in hoger beroep veroordeeld tot acht dagen terwijl Querelle werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.

Philip Dagloonder werd begraven op de Joodse Begraafplaats in Diemen. Twee maanden na zijn overlijden beviel zijn vrouw van een dochter en drie maanden daarna overleed hun éénjarige dochter.
Uiteindelijk werden zijn vrouw, zoon en vier dochters slachtoffers van de Holocaust en kwamen om het leven in Sobibór, Auschwitz en Mauthausen.

 

Louis DavidsArtistiek leider Davids

In 1916 was Louis Davids (artiestennaam van Simon David, 1883-1939) artistiek leider van de Militaire Commissie tot Ontwikkeling en Ontspanning van de Gemobiliseerde Troepen te Amsterdam (rang onbekend).

De Volkskrant schreef op 1 juli 1939 vanwege zijn overlijden:
"Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 kwam hij naar Nederland terug en vormde in de mobilisatie met de zijnen het eerste militaire cabaretgezelschap, waarmee hij op de forten en bij het veldleger voorstellingen gaf."

 

Korporaal DrenthKorporaal Drenth

Jan Roelof Drenth werd op 8 september 1883 geboren in Kolham (Gr.). Als 19-jarige werd hij als dienstplichtige ingedeeld en kwam hij in mei 1903 in werkelijke dienst bij het 1e Regiment Infanterie te Assen. Na vier maanden bereikte hij de rang van korporaal om in juli 1904 met groot verlof te gaan. In 1906, 1908 en 1910 keerde hij terug voor herhalingsoefeningen van 20 en 27 dagen.

In het eerst half jaar van 1909 verhuisde hij naar Amsterdam en moet in 1910 nog naar Assen terug voor een herhalingsoefening. Per 1 augustus 1911 ging hij over naar het 22e Bataljon Landweer Infanterie van het moederregiment 7e Regiment Infanterie in Amsterdam. Hij was werkzaam als verpleger in het Wilhelmina Gasthuis en woonde op verschillende adressen in de directe omgeving daarvan.

Op 24 februari 1915 trad hij in Amsterdam in het huwelijk met Theodora Jacoba de Jong (*07-02-1885 Gouda, †18-04-1956 Dordrecht). Voor zover bekend kregen ze één zoon die dezelfde voornamen als zijn vader kreeg.

Over zijn Landweer-periode is geen archiefstuk gevonden, wel dat hij op 6 oktober 1915 een straf op een fort kreeg opgelegd zodat hij gemobiliseerd moet zijn geweest.
Hij kreeg drie dagen kwartierarrest vanwege "Onnauwkeurig avondappél gehouden en daardoor een onjuist appelsrapport ingediend". Deze straf werd opgelegd door J. Nijdam waarvan bekend is dat hij de commandant van Fort benoorden Purmerend was. Hij ging op 18 februari 1916 met voorlopig klein verlof en daarmee eindigde de mobilisatie voor hem feitelijk.

Op 13 juni 1916 verzond hij een prentbriefkaart met als afbeelding een groep militairen die aardappels aan het schillen zijn op Fort benoorden Purmerend. Hij moet een van de mannen zijn die op de foto staat.

In september 1940 verhuisde hij (57) en zijn vrouw (55) naar Dordrecht (Z.H.). Daar overleed hij op 23 juli 1960, 76 jaar oud.

 

Sergeant DuisterhoffSergeant Duisterhoff

Albertus Franciscus Hubertus (Albert) Duisterhoff (*2 april 1895 Gulpen, †7 oktober 1970) was als sergeant gemobiliseerd, mogelijk van juni 1914 t.e.m. september 1918.

Gezien de II op zijn pet, zoals op de foto afgebeeld, was hij waarschijnlijk ingedeeld bij het 2e Regiment Vestingartillerie. Helaas zijn zijn gegevens niet aangetroffen in het archief.
Het is niet bekend in welk(e) fort(en) hij gelegerd is geweest. Wel dat hij in 1915 bij sportwedstrijden uitkwam voor 'Krommenie' waardoor aannemelijk is dat hij behoorde tot de staf of reserve van het Vak Krommenie.

Zie ook de Sportdiploma's die hij tijdens de mobilisatie behaalde. Enkele diploma's gaan over sportwedstrijden van de Groep Wormerveer op Fort bij Krommeniedijk.
Op 7 en 8 september 1918 deed hij mee aan het militaire sportfeest in het stadion in Amsterdam. Hij won de eerste prijs met speerwerpen
De (vm.) Stellingcommandant Ophorst reikte de prijzen op beide evenementen uit.

Op 29 maart 1919 trouwde hij in Krommenie met Grietje Lam waarbij 'sergeant artillerie' als zijn beroep wordt vermeld.
Zijn vader Arie Duisterhoff (*1862) en broer Arie Cornelis Duisterhoff (*1915) waren Marechaussee en een broer en zwager waren bij de KNIL.

 

Soldaat? Duijn

Op 9, 12 en 15 oktober 1914 stuurde P. Duijn drie prentbriefkaarten, zonder teksten, vanaf Fort bij Vijfhuizen naar zijn eigen woonadres in Zwolle.

Vermoedelijk betreft het Pieter Christiaan Duijn (*1886). Op 9 mei 1912 was hij (metselaar) in Zwolle getrouwd met dienstbode Jacoba Eek.

 

Korporaal Van Eck

Korporaal J. van Eck komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Johannes van Eck(*25-6-1894, Haarlem) waarbij niets bekend is over een huwelijk. Zijn vader was Dirk van Eck en zijn moeder Cornelia Jozina Vermeulen.

Bij registratie voor de dienstplicht woonde hij in Amsterdam met als beroep "kruiden-ked". Op 11-8-1914 werd hij ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie, III Bataljon te Spaarndam.

 

Korporaal Eijkelhoff

Korporaal M.G. Eijkelhoff komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Marinus Gerardus Eijkelhoff (*6-10-1888) waarbij niets bekend is over een huwelijk. Zijn vader was Jan Eijkelhoff en zijn moeder Gerarda de Veer. Hij overleed op 11 december 1957 in Utrecht.

Over zijn dienstplicht is geen informatie bekend.

 

Kapitein Eijken

Kapitein der Artillerie C.A.H.W.G. Eijken had gediend in het Oost-Indisch Leger en was (waarschijnlijk vroeg) gepensioneerd maar hij meldde zich als vrijwilliger tijdens de mobilisatie in augustus 1914. Hij was voor onbekende periode toegevoegd officier Groep Diemerbrug, met Groepscommandant Buurton.

Waarschijnlijk betreft het Carel Adolf Herman Willem Gerard Eijken, geboren te Menado, Nederlands-Indië op 19 september 1866 en overleden te 's-Gravenhage, Zuid-Holland op 23 november 1936. Alleen is van hem niet bekend dat hij in Indië gediend heeft. Wel was hij compagnie-commandant en officier van Luitenant Rang op het groepsstafkwartier Halfweg.

 

Korporaal Finck

Korporaal J.C. Finck komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Johan Christiaan Jacobus Finck (*29-5-1897 Amsterdam) waarbij niets bekend is over een huwelijk.

Bij registratie voor de dienstplicht had hij als beroep kantoorbediende. Op 2-3-1917 werd hij ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie, I Bataljon te Amsterdam.

 

Korporaal Germans

Korporaal S. Germans komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Segenius Germans (*2-7-1897, †29-1-1988) en hij trouwde op een onbekende datum met Adriana Jacomina Vos (1906-1984).
Zijn graf is aanwezig op de Begraafplaats Wageningen.

Bij registratie voor de dienstplicht had hij als beroep lithograaf. Op 2-3-1917 werd hij ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie, II Bataljon te Beverwijk.

 

Carel Pieter Goffin van der StarGroepscommandant Goffin van der Star

Majoor Goffin van der Star was in voorjaar 1916 commandant Groep Purmerend.

Carel Pieter Goffin van der Star werd op 8 oktober 1861 geboren in 's-Hertogenbosch. Op of kort voor 10 mei 1907 werd hij geplaatst bij het Bataljon Jagers van het Korps Grenadiers en Jagers (Den Haag). Daarna moet hij gediend hebben bij het 4e en 6e Regiment Infanterie.
Volgens een krantenbericht volgde hij van 12-28 oktober 1914 in Utrecht een cursus Vestingoorlog door de Commandant Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Op 74 jarige leeftijd overleed hij op 12 december 1935 in Den Haag en is daar begraven.

 

Fortcommandant Grebe

Kapitein J.W. Grebe was in oktober-november 1915 de commandant van Fort bij Abcoude.

 

Eerste Luitenant Grotendorst

Franciscus (Frans) Grotendorst (*9-11-1885 Amsterdam, †27-2-1962 Utrecht) was tijdens de Eerste Wereldoorlog gemobiliseerd.
In zijn dagboek schreef Petrus Wilhelmus (Piet) van Rossum (*11-11-1910 Amsterdam, †16-05-1982 Amsterdam) deze anekdote over zijn oom:

“...Oom Frans was in z'n jonge jaren semi-beroepsmilitair geweest. Hij had in het leger de uitzonderlijke rang van eerste luitenant weten te bereiken. Gedurende de hele mobilisatie tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij fort-commandant geweest van het Fort De Lie onder Halfweg. Hij moest voor z'n ondergeschikten lang geen gemakkelijk baasje zijn geweest, strafte voor de kleinste vergrijpen tegen de discipline met strenge straffen en zag niets door de vingers. Uit die periode gingen er de meest fantastische verhalen over hem rond in de familie. Kortom, hij moest in die dagen een man geweest zijn die pal stond voor God, Vaderland en Vorstin, een man waarop het Land kon vertrouwen in tijd van oorlog!...”

Waarschijnlijk wordt Fort aan de Liede bedoeld.

 

Abraham (Bram) GrootSoldaat Groot

Soldaat Abraham (Bram) Groot werd in Zuiderwoude geboren op 9 januari 1883. Hij overleed op 35-jarige leeftijd op 13 mei 1918 in Amsterdam.

Op 12 maart 1903 werd hij ingelijfd bij het 7de Regiment Infanterie en op 1 augustus 1911 ging hij over naar de Landweer.
Hij was in in ieder geval op 15 februari 1915 gelegerd op Fort bij Spijkerboor. Volgens de familie-overlevering deed hij technisch onderhoud aan de installaties zoals de ontijzeringsinrichting.

Later zou hij gediend hebben op het Fort aan het Pampus. Mogelijk heeft hij daar hersenvliesontsteking opgelopen waaraan hij kort na zijn groot verlof overleed in het Binnengasthuis in Amsterdam.

 

Arnold Willem GrooteGroepscommandant Groote

Luitenant-kolonel Arnold Willem Groote (1859-1944) was in 1916 commandant Groep Halfweg.
Hij heeft een stenografie-methode ontwikkeld die nogsteeds in gebruik is.

 

Korporaal Van der Haar

Korporaal H.J. van der Haar komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Hendricus Johannes van der Haar (*19-9-1900 Kampen) waarbij niets bekend is over een huwelijk. Zijn vader was Johannes Hendricus van der Haar en zijn moeder Wilhelmina van der Perre?.

Bij registratie voor de dienstplicht woonde hij in Bovenkarspel met als beroep landbouwknecht. Hij had een voorkeur voor zeemilitie en werd geschikt bevonden voor Zeemilitie en Vestingartillerie.

 

Korporaal Haije

Korporaal A.F.L. Haije komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Arnoldus Frederik Lodewijk Haije (*9-1-1897) en hij trouwde op 24-7-1924 te Amsterdam met Anna Maria Jansen (1868-1939). Zijn vader was Arnoldus Haije en zijn moeder Frederika Louisa van Bork.
Zijn graf is aanwezig op de Begraafplaats Hilversum Noorder.

Bij registratie voor de dienstplicht had hij als beroep bouwkundig teekenaar H.IJ.S.M. Op 2-3-1917 werd hij ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie, I Bataljon te Amsterdam.

 

Korporaal Heller

Korporaal E. Heller komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Evert Heller (*26-2-1897) en hij trouwde op 8-5-1918 te Amsterdam met Everdina Gerarda Enter.

Bij registratie voor de dienstplicht had hij als beroep stoffeerder. Op 2-3-1917 werd hij ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie, II Bataljon te Beverwijk.

 

Soldaat Henrij

Op 15 september 1914 werd een prentbriefkaart gezonden aan A. Henrij, Korps Genietroepen via een naam en adres in Halfweg. Blijkbaar was hij ingekwartierd en werkzaam binnen de Stelling.

Op 25 mei 1890 werd een Antoine Henrij in Utrecht geboren en was later werkzaam als horlogemaker in Leiden en Den Haag. Op twintig jarige leeftijd werd hij ingelijfd bij het Korps Genietroepen. Hij was 24 jaar toen de mobilisatie begon en hij ging op 19 december 1915 of 1916 met verlof om op 1 oktober 1919 formeel gedemobiliseerd te worden.

Vanaf 2 augustus 1914 was hij in onderhoud bij het Groepsstafkwartier Halfweg. Op 8 januari 1915 werd hij overgeplaatst naar het Fort bij de Liebrug waar hij als genist waarschijnlijk bij de telegrafie was betrokken maar een meer beheer-technische functie is ook mogelijk.
Vermoedelijk verliet hij het fort op 19 december 1915 met verlof maar exact een jaar later zet de fortcommandant nog een stempel en handtekening in zijn controlelijst.
Per 1 augustus 1917 ging hij over naar de Landweer Genietroepen en op 40 jarige leeftijd werd hij ontslagen wegen dienstbeëindiging

Hij trouwde met Carolina Philippine Henriette Kauderer op 16 juli 1913 in Den Haag. Hun zoon zou in de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetter opgepakt zijn en sindsdien spoorloos zijn.

 

Sergeant Hogeweg

Een briefkaart met poststempel Utrecht-Rotterdam (posttrein?) d.d. 17-9-1914 was gericht "Aan den Mil. Serg. H. Hogeweg, Fort Kijkuit Vreeland".
De afzender was "M.H. Hogeweg, Nieuwerkerk a/d IJsel" (Nieuwerkerk aan de IJssel)

 

Reserve-Tweede-Luitenant Hommes

Jan Hommes werd op 20 februari 1885 in Amsterdam geboren. Zijn ouders waren uit Drenthe naar Amsterdam gekomen, en zijn vader was operatieknecht en later conciërge van het Burgerziekenhuis.

In mei 1905 werd hij als loteling ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie en werd korporaal en sergeant voor zijn afzwaairen in maart 1906.
Als burger kreeg hij in 1907 een aanstelling als klerk bij gemeente Amsterdam, waarschijnlijk als schrijver bij het bevolkingsregister.

Na herhalingsopkomsten in 1909 en 1912 werd hij overgeplaatst naar het 23e Bataljon Landweer en had een herhalingsopkomst in juli 1914. Met de mobilisatie werd hij overgeplaatst naar het 20e Bataljon Landweer.
Op 6 oktober 1915 werd hij benoemd tot vrijwillig Reserve-Tweede-Luitenant. Vermoedelijk kreeg hij rond die datum van zijn collega's een glas met een gegrafeerde tekst, die zijn naam, nieuwe rang, het 20e Bataljon Landweer én het Fort bij Nigtevecht noemt.

Op 1 januari 1919 werd hij aangesteld als adjunct-commies bij de gemeente Amsterdam maar kreeg pas op 1 mei gewoon verlof. In oktober werd hij bevorderd tot Reserve-Eerste-Luitenant en volgde in december groot verlof. Hem werd op 35-jarige leeftijd eervol ontslag verleend.

Voor zover bekend bleef hij ambtenaar bij de gemeente Amsterdam. Hij overleed, slechts 54 jaar oud, op 26 juli 1939.

 

Kanonnier HoogendoornKanonnier Hoogendoorn

Hein Hoogendoorn werd op 1 februari 1894 in Mijdrecht geboren. Op 20-jarige leeftijd werd hij op 5 maart 1914 ingelijfd bij het 3e Bataljon van het 2e Regiment Vestingartillerie (II-2RgVA). Dat bataljon was in vredesgarnizoen op Fort aan de St. Aagtendijk.

Nog tijdens zijn eerste opkomst werd er op 1 augustus gemobiliseerd en werd Hoogendoorn bij de 4e compagnie van II-2RgVA op Fort aan de Jisperweg gedetacheerd. Op Fort aan de Jisperweg genoot hij bijna wekelijks één tot drie dagen verlof en kreeg hij tweemaal kwartierarrest omdat hij niet meedeed aan oefeningen.
Na drieeneenhalf jaar kreeg hij op 17 augustus 1917 onbepaald klein verlof en mocht naar huis, om formeel op 1 oktober 1919 gedemobiliseerd te worden.

Op 6 juni 1920 noteerde een compagnie-commandant op Fort bij Velsen (ws. 3-II-2RgVA) dat Hoogendoorn op 1 augustus naar de Landweer overging. Het is onwaarschijnlijk dat hij op dat fort gelegerd is geweest.
Door reorganisatie ging zijn 2RgVA in 1922 op in één Regiment Vestingartillerie, in 1927 overgeplaatst naar het 2e Regiment Onbereden Artillerie en in 1933 naar het Regiment Motor Artillerie. Op 1 oktober 1934 eindigde zijn diensttijd.

Hij trouwde in de Beemster met Antje Jongens op 10 mei 1917. Hij verbleef toen nog op het fort en Antje haar ouderlijk gezin woonde in boerderij "Zuidwijk" direct naast het fort. Ze moeten elkaar daar hebben leren kennen, mogelijk bij het halen van melk anders een feestavond op het fort of in een nabijgelegen plaats. Vanaf 1928 woonden ze in Ilpendam en zijn daar overleden en begraven. Hein Hoogendoorn overleed op 24 september 1968, 74 jaar oud.

 

Korporaal Horsmeier

Korporaal J.P. Horsmeier komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Johannes Petrus Horsmeier (*22-8-1896 Haarlem) en hij trouwde op 31-10-1922 te Schoten met Maria Alida de Vogel. Zijn vader was Jan Horsmeier en zijn moeder Grietje Drupsteen.

Bij registratie voor de dienstplicht had hij als beroep typograaf. Op 3-3-1918 werd hij ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie, II Bataljon te Beverwijk.

 

Sectorcommandant De Jager

Kolonel D.W. de Jager was in 1916 commandant Amsterdam.

 

Sergeant Jongkind

Jilles Jongkind was de zoon van Gerrit Jongkind en Arendina Maria van den Berg, die op 30 oktober 1883 in Amsterdam werd geboren.

Op 19-jarige leeftijd werd hij op 19 maart 1903 als loteling voor de militieplicht ingedeeld bij het 7e Regiment Infanterie (4-III-7RI). Hij kreeg echter uitstel van werkelijke dienst tot 21 april. Op 10 september werd hij bevorderd tot korporaal. Na een eerste opkomst van 15 maanden ging hij met groot verlof. In 1906, 1908 en 1910 keerde hij terug voor herhalingsoefeningen van elf tot 26 dagen. Vermoedelijk werd hij voor 1911 scherpschutter.

Als 27-jarige ging Jongkind op 1 augustus 1911 over naar de Landweer en werd ingedeeld bij het 23 Bataljon Landweer Infanterie. Hier volgende in 1912 en 1914 korte herhalingsoefeningen van resp. zes en negen dagen.

Op 1 augustus 1914 werd hij gemobiliseerd maar dezelfde dag overgeplaatst naar de 2e Compagnie van het 20e Bataljon Landweer Infanterie. Een vijfde van deze compagnie zat, volgens de bezettingsstaat, op Fort aan Den Ham en de overigen op Fort bij Marken-Binnen. Jongkind werd op 16 september bevorderd tot sergeant.
Zeer waarschijnlijk was hij de maker van een aquarel van het dorp Marken-Binnen dat is gesigneerd met "1915 J. Jongkind".

Met ingang van 15 augustus 1915 kreeg hij een verlof voor twee maanden dat steeds werd verlengd. Op 18 februari 1916 werd het omgezet naar een voorlopig klein verlof en op 24 mei 1917 in een onbepaald klein verlof.
Zijn Landweerdiensttijd eindigde op 31 december 1918 (35 jaar), maar hij bleef in werkelijke dienst (maar met verlof?) als Landstormplichtige. Pas op 29 oktober 1919 eindigde zijn werkelijke dienst.

Op 6 juni 1907 was hij in Amsterdam getrouwd met Maria Francina Magdalena Bergh. Als beroepen zijn behanger en kantoorbediende bekend. Jilles Jongkind overleed, 60 jaar oud, op 25 september 1944 te Nieuwer-Amstel.

 

Soldaat Jonker

Folkert Jonker (*Den Helder 17 januari 1883, †Amsterdam 20 januari 1956) woonde in Den Helder en werd op 2 maart 1904 om onbekende redenen ingelijfd bij het 1e Regiment Infanterie (Assen). Al op 1 juli 1904 werd hij overgeplaatst naar het 10e Regiment Infanterie (Haarlem, Hoorn, Den Helder) om een jaar later met groot verlof te gaan. In 1906, 1908 en 1910 kwam hij terug voor herhalingsoefeningen van 11 tot 26 dagen.

Per 1 augustus 1911 ging hij over naar het 27e Bataljon Landweer Infanterie, behorende bij het 21e Regiment Infanterie (Den Helder, Hoorn).
Op 8 augustus 1911 verhuisde hij met zijn vrouw naar Amsterdam (beroep magazijnknecht) en werd per 26 oktober overgeplaatst naar de 1e Compagnie, 23e Bataljon Landweer Infanterie (23-1 LWI) behorende tot het Amsterdamse 7e Regiment Infanterie.
Door die verhuizing nam ook hij deel aan de oefeningen in 1912 rond Uithoorn en kwam hij bij de mobilisatie van 1914 in de Stelling terecht.

De eenheid 1-23 LWI was ingedeeld op het Fort bij Velsen, maar in zijn controlelijst staat uitzonderlijk genoeg "aangekomen te fort bij Velsen". Op het fort kreeg hij twee straffen waaruit lijkt dat hij vrij opstandig was.
Na het verzaken van zijn plicht als schildwacht vroeg de fortcommandant hem wat, waarop zijn antwoord "dan zijn mij die orders te streng" was. Van de groepscommandant kreeg hij op 8(!) augustus 1914 een straf van 8 dagen provoost.
En op 20 augustus 1915 staat genoteerd: "Tijdens den rust, gedurende den marsch, misbruik gemaakt van sterken drank, zoodat zij bij het aantreden en tijdens den terugmarsch daarvan onder invloed waren", 2 dagen politiekamer.

In februari ging hij met onbepaald verlof en op 31 juli 1917 werd hij uit de Landweerdienst ontslagen.

Tussen 2006 en 2008 is zijn grafsteen toegevoegd aan het kunstwerk 'Sluipweg' op het Fort bij Vijfhuizen.

 

Josephus Franciscus KerversAdjudant Kervers

Josephus Franciscus Kervers werd op 20 juni 1860 geboren in Rotterdam. Zijn vader was Henricus Adrianus Kervers (*1805) en zijn moeder was Magdalena Bottard (1818-1892).
Hij trouwde op 29 augustus 1884 in Gorinchem met Elizabeth Engelina Smits (1862-1921) en ze kregen zeven kinderen.

Hij trad op 8 februari 1877 aan als voluntair bij de Artillerie Instructie-Compagnie te Schoonhoven.
Zijn 40-jarig dienstverband vierde hij, op die datum in 1917, met "zijner meerderen, collega's en ondergeschikten" op het Fort bij Nigtevecht waar hij op dat moment Adjudant-onderofficier der Artillerie was.

Op 14 december 1937 overleed hij en werd begraven op de Oude Algemene Begraafplaats te Gorinchem alwaar zijn graf nog aanwezig is.

 

Jan KlinkenbergSoldaat? Klinkenberg

Jan Klinkenberg was tijdens de mobilisatie gelegerd op het Fort bij IJmuiden.

Hij was op 20 augustus 1894 geboren in Wormerveer en in het burgerleven was hij smid/bankwerker.
Hij wilde Zeemilicien worden maar werd op 1-5 maart 1914 ingelijfd bij de Pantserfort Artillerie IJmuiden, 2de Compagnie. Hij werd formeel op 31 juli 1920 uit dienst ontslagen.
In oktober 1937 was hij verbonden aan het Vrijwillig Landstormkorps Motordienst. Wegens "opheffing van zijn betrekking" werd hij op 14 juli 1940 ontslagen.

 

Fortcommandant Kooiman

Kapitein N.J. Kooiman had gediend in het Oost-Indisch Leger en was (waarschijnlijk vroeg) gepensioneerd maar hij meldde zich als vrijwilliger tijdens de mobilisatie in augustus 1914. Hij was aanvankelijk voorlopig commandant van de Sector Zaandam maar op of na 7 augustus 1914 voor onbekende periode commandant Fort Uitermeer.

Waarschijnlijk was hij Nicolaas Jan Kooiman, geboren op 26 november 1868 te Terschelling. Zijn vader was Jan Kooiman en zijn moeder was Antje Elisabeth de Boer.
Op 17 maart 1888 werd hij vrijgesteld van de militieplicht omdat hij al als cadet in dienst was. Op dat moment was Diemen zijn woonplaats.

Hij woonde op 7 juni 1895 aan de Haarlemmerstraat 117 te Leiden met als beroep luitenant der infanterie.
Op 30 juni 1895 trouwde hij in Den Haag met Maria Sophia de Wijs met wie hij op 3 juni 1896 één dochter Anna Elisabeth kreeg.
Vermoedelijk was hij in (een deel van) de periode 1922-1928 als Luitenant-Kolonel commandant van het 19e Regiment Infanterie waarvan de Staf in Arnhem was gevestigd en alle drie bataljons mobilisabel waren. Er is een visitekaartje van deze functie bekend.

Hij overleed op 59-jarige leeftijd op 12 februari 1928 in Arnhem. Mogelijk woonde hij en zijn vrouw aan de Prümelaan 23.
De rouwadvertenstie vermeldde de rang luitenant-kolonel en dat hij Ridder in de Orde van Oranje-Nassau was.

 

Soldaat MeijerBewaker Koolmoes

Van H. Koolmoes zijn zes prentbriefkaarten bekend die hij tussen 1916 en 1919 naar G. Eveleens in Aalsmeer stuurde. Er kon geen familieband achterhaald worden, mogelijk waren ze bevriend.

Achterop twee kaarten, waaronder een met een studiofoto van hemzelf, heeft hij "Bewaker Fort Nekkerweg bij Purmerend" geschreven. Het Fort aan de Nekkerweg was destijds ingericht als gevangenis voor principiële dienstweigeraars.
De meeste hebben een poststempel van Purmerend maar ook Volendam en Haarlem komen voor.

Wegens gebrek aan meer gegevens kon hij niet geïdentificeerd worden.

 

Soldaat Kouw

Antoon Kouw is geboren op 12 mei 1897 te Ouder-Amstel.
Zijn dienstplicht heeft hij, volgens de tekst op zijn persoonlijke kist, vervuld bij het 18 Regiment Infanterie. In het militieregister staat dat hij per 18 april 1916 is vrijgesteld wegens broederdienst en in de stamboeken van dat regiment is niets over hem te vinden.

Hij is waarschijnlijk op 20 jarige leeftijd opgekomen voor de eerste oefening, in 1917 dus tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Volgens de familie was hij gelegerd op het Entos Terrein en mogelijk op Fort aan het Pampus.
Hij is op 23 september 1970 te Amsterdam overleden.

 

Groepscommandant Luden

Luitenant-kolonel E. Luden was in 1914 en 1916 commandant Groep Edam.
Mogelijk gaf hij in 1906 als Majoor leiding aan een oefening. Ook wordt hij als reserve luitenant-kolonel genoemd in het volledige verslag van de Fortmanoeuvres 1912 en krijgt daarin het commando over de Voorstelling aan de Drecht.
In 1914 verbleef hij volgens het gastenboek met een militaire delegatie in Hotel Spaanders te Edam.
Hij gaf in de eerste maanden van 1916 leiding aan de reddings- en herstelwerkzaamheden vanwege de doorbraak van de Zeedijk.

 

Korporaal Lüsschen

Dirk Lüsschen (*Nieuwer-Amstel 8 mei 1879, †Amsterdam, 19 september 1950) werd op 7 maart 1899 voor de militieplicht ingelijfd bij het Amsterdamse 2e Regiment Vestingartillerie en op 11 september 1899 bevordert tot Korporaal. Deze eerste opkomst duurde 10 maanden, tot 23 februari 1900, en hierin kreeg hij straf wegens niet opvolgen van een last, dragen van verkeerde schoenen en 10 minuten te laat bij de ochtend-oefening.

In 1901, 1904, 1906 en 1908 kwam hij terug voor herhalingsoefeningen van 20 tot 32 dagen per keer. In 1907 ging hij als 28 jarige over naar de Landweer. Van 23 t.e.m. 27 september 1912 kwam hij nogmaals terug voor de Fortmanouevres 1912 rond Uithoorn. Hij was er in onderhoud bij het 25e Bataljon Landweer maar "ingekwartierd b/d ingezetenen (met voeding) te Uithoorn".

Hij werd op 1 november 1913 overgeplaatst naar de 3e Compagnie, II Bataljon, 2e Regiment Landweer Vestingartillerie waarmee hij in augustus 1914 moet zijn gemobiliseerd. Volgens de Bezettingsstaat 1914 zat deze compagnie verspreid over maar liefst zes forten: Kwadijk, Benoorden Purmerend, Nekkerweg, Middenweg, Veldhuis en Velsen.
Wanneer hij op groot verlof ging is niet bekend maar op 31 december 1918, voor het jaar dat hij 40 werd, eindigde zijn landweerdiensttijd en mocht hij zéker naar huis.

Tussen 2006 en 2008 is zijn grafsteen toegevoegd aan het kunstwerk 'Sluipweg' op het Fort bij Vijfhuizen.

 

Soldaat MeijerSoldaat Meijer

Johan Meijer (*5 april 1885 Amsterdam of Zwolle, †29 april 1970 Laren).
Gedurende de jaren 1907-1910 volgde hij de avondklas van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, gelijktijdig met Louis Kortenhorst.

Hij was schilder en woonde en werkte in het Gooise schildersdorp Laren, met o.a. Willem Knip en Willem van Nieuwenhoven. Tijdens de mobilisatie waren zij gelegerd op Fort bij Nigtevecht.
In die periode of later maakte hij het schilderij 'Alarmoefening op Fort Nigtevecht tijdens de mobilisatie 1914-1918' (collectie Nationaal Militair Museum).
Samen met Willem van Nieuwenhoven schilderde hij humoristische soldatentafereeltjes in de kantine van het fort.

Op 23 mei 1905 was hij ingelijfd voor de militie bij het 7de Regiment Infanterie. Per 1 augustus 1913 was hij overgegaan naar de Landweer.
Zijn vader was Johannes Meijer en zijn moeder was Elisabeth Engelinda Serving. Hij is begraven in Blaricum en zijn graf is anno 2015 nog aanwezig.

 

Hospitaal-soldaat Mooi

Op 5 oktober 1917 stuurde J. Smit (poststempel Zaandam) een beschreven kaart geadresseerd aan:
"C de Mooi Hosp sold
fort Marken Binnen
kamer 24"

De tekst luidde:

"Cor we hebben je kaart ontvangen en wordt ervoor bedankt.
Ik hoop dat we elkaar maar weer gauw zien.
Nu eindig ik
Hartelijke groeten
J.Smit"

Helaas hebben we nog niet kunnen vaststelllen wie Cor Mooi van Fort bij Marken-Binnen was.

 

Kanonnier MulderKanonnier Mulder

Willem Mulder werd op 14 juni 1887 te Staphorst (Ov.) geboren. In zijn 20ste levensjaar werd bij ingedeeld als loteling in de gemeente Wymbritseradeel (Fr.). Waarschijnlijk werd hij dezelfde dag ingelijfd bij de 7e Compagnie, 2e Regiment Vestingartillerie. Na zijn eerste opkomst en oefening (met 9 dagen hospitaal) ging hij op 27 juni 1908 met groot verlof. In 1910 en 1912 (met 3 dagen hospitaal) keerde hij terug voor herhalingsoefeningen.
Hij trouwde op 24 april 1913 in Sneek met Cornelia van der Werf (1885-?). Als beroep was hij toen bakker.

Op 1 augustus 1914 volgde zijn mobilisatie-opkomst. Van hem zijn negen prentbriefkaarten bekend die hij tussen september en december 1914 vanaf Fort aan de Nekkerweg aan zijn vrouw stuurde, geadresseerd aan de bakkerij in Franeker. Mulder was een directe collega van Kanonnier Wijmenga en mogelijk verbleven zij beiden in lokaal 28. Op enkele van de kaarten geeft hij aan dat het 2e Regiment Vestingartillerie, 2e Bataljon, 3e Compagnie zijn eenheid was.
Uit een lijst van gemobiliseerde militairen in de Beemster blijkt dat hij op 25 februari 1915 op het fort gelegerd was en in Sneek woonde.
Na 28 september 1915 zijn er geen verloven of straffen van hem bekend. Het is niet bekend wanneer hij met groot verlof ging en gedemobiliseerd werd. Hij ging in 1916 over naar de Landweer.

De vermoedelijk enige dochter Gesiena werd op 21 december 1914 te Franeker geboren, op welke datum hij geen verlof had. Ze overleed op 25-jarige leeftijd op 14 december 1940 in Leiden.
Mulder overleed, 57 jaar oud, op 15 april 1945 te Arnhem, vermoedelijk als oorlogsslachtoffer. Vier dagen later werd hij begraven op de Oude Begraafplaats in Velp.

 

Kanonnier NetjesKanonnier Netjes

Hendrik Netjes werd 23 oktober 1886 geboren te IJsselmuiden, Overijssel als zoon van Derk Netjes en Berendjen Pelleboer. Als 19-jarige werd hij ingedeeld als loteling bij 1e Regiment Vestingartillerie (1RgVA), dat was bestemd om de Nieuwe Hollandse Waterlinie te bezetten. Tijdens zijn eerste opkomst van maart tot november 1906, kreeg hij in april vier dagen verlof. Aan het eind werd kanonnier Netjes van 5 oktober tot en met 27 november 1906 gedetacheerd voor de opleiding bij de Artillerie Schietschool op de Legerplaats bij Oldebroek.

Terug in de burgermaatschappij had hij alleen in de najaren van 1909, 1911 en 1913 herhalingsopkomsten van 10 tot 25 dagen. Bij de reorganisatie in mei 1913 was hij overgeplaatst naar het 3e Regiment Vestingartillerie (3RgVA) waarvan staf en eenheden in Geertruidenberg, Gorinchem, 's-Gravenhage, 's-Hertogenbosch, Utrecht en Zwolle in garnizoen was. Om vervolgens in november van hetzelfde jaar naar de 1e Compagnie, Ie Bataljon, 2e Regiment Vestingartillerie (1-I-2RgVA) in Amsterdam overgeplaatst te worden.

Bij de mobilisatie op 1 augustus 1914 ging hij volgens een brief aan zijn ouders per trein van Kampen, via Amsterdam naar Haarlem. Er werd gemarcheerd naar Fort benoorden Spaarndam maar doorgestuurd naar Fort bij de Liebrug, terug naar de spoorweg. Aldaar overnachtte een groep van ongeveer 300 man, waarbij Netjes in een schuur (de bergloods?) op stroo sliep. De groep werd de volgende ochtend vroeg ingedeeld op verschillende forten en Netjes ging "in onderhoud" bij de 1er Compagnie 23e Bataljon Landweer Infanterie op het Fort aan de St. Aagtendijk.

Vanaf Fort aan de St. Aagtendijk stuurde hij op 5 augustus een brief aan zijn ouders over zijn eerste mobilisatiedagen. Hij ondertekende met "2 Reg. Vest. Art. 3. Bat 1 Compagnie" zodat hij binnen het regiment overgeplaatst moet zijn. De eerste nacht sliep hij er ook in een schuur "maar zullen wel spoedig in ‘t fort onze intrek nemen".
Er is een foto van vijf militairen, waaronder Hendrik Netjes met karakteristieke sigaret in zijn mond, aan de thee met mevrouw en meneer Van Wijngaarden in hun achtertuin te Beverwijk. Op 1 januari 1916 kreeg hij verlof en werd tegelijk overgeplaatst naar de Landweer-artillerie in het District Zwolle.

Netjes was van plan om met zijn gezin te emigreren naar de Verenigde Staten, maar dat ging niet door door de Duitse inval in mei 1940. Hij vond toen de grotere boerderij Mulra in Hoog-Keppel. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zou het oorlogsgeweld dichtbij komen en hem veranderen in een stille man.
Zo veroorzaakte begin oktober 1944 een Engels bombardement op baggerschepen meerdere slachtoffers, die op zijn boerderij werden verzorgd. Kort daarna werd in zijn tuin een, uit Den Haag geëvacueerde, leraar het dodelijke slachtoffer van met scherpe munitie op wild jagende Duitse militairen. In 1964 overleed Hendrik Netjes op 77-jarige leeftijd, thuis op zijn boerderij.

 

Kanonnier Van Nieuwenhoven

Willem van Nieuwenhoven (*20 juni 1879 Rotterdam, †9 december 1973 Laren) woonde en werkte in het Gooise schildersdorp Laren, met o.a. Willem Knip en Johan Meijer. Tijdens de mobilisatie waren zij (Willem als artillerist) gelegerd op Fort bij Nigtevecht.
In die periode of later maakte hij het schilderij 'Mandoline spelende artillerist in Fort Nigtevecht, rond 1915' (collectie Nationaal Militair Museum).
Samen met Johan Meijer schilderde hij humoristische soldatentafereeltjes in de kantine van het fort.

Op 6 maart 1899 was hij ingelijfd voor de militie bij het 4de Regiment Infanterie.
Zijn vader was Hendricus Gerardus van Nieuwenhoven en zijn moeder was Maria Christina Snel.

 

Soldaat Te Nijenhuis

Johann Anton te Nijenhuis werd op 16 januari 1918 ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie (4-II-7RI). Hij had lager onderwijs gevolgd en werkte als grondwerker.
Op 22 september 1923 ging hij met groot verlof en werd op 10 oktober 1938 ontslagen wegens dienstbeëindiging.

Hij trad met Jantje van Veenen (20 jr.) op 17 oktober 1924 in Ooststellingwerf in het huwelijk. Uit de huwelijksakte blijkt dat hij 26 jaar oud was en geboren in Gronau (D.), waarschijnlijk op 21 juli 1898. Zijn vader was Hendrik te Nijenhuis en zijn moeder Sjoukje de Groot.
Drie jaar later trouwde hij opnieuw, op 22 april 1927 met Sietske Muizelaar (31 jr.).

Of het dezelfde persoon betreft is onduidelijk maar een 'Johan(n) te Nijenhuis' stuurde op 8 maart 1919 een prentbriefkaart "Sarphatistraat met Cavalerie-Kazerne Amsterdam" met de Oranje-Nassau Kazerne als afzendadres. Deze was geadresseerd aan H. te Nijenhuis, Steggerda-Hoeve, Friesland met een Duitstalige tekst (zie Nederlandse vertaling hieronder). Mogelijk waren zijn ouders van Duitse afkomst en werkzaam op de Steggerda-Hoeve.

"Lieve ouders,
Ik ben nogsteeds gezond en monter en hoop hetzelfde voor jullie.
Nou, ik kom zaterdag wel met verlof. Ik dacht eerst van niet maar nu wel.
Het bevalt me hier in de kazerne niet zo goed als op het Entos.
Je bent hier niet zo vrij. Het gaat hier zo model en dat bevalt me niet.
Nou, het heeft gauw de hele week geregend. Dat is niet zo lekker en helemaal niet als je op moet staan. Morgen moet ik weer op wacht en dat op zondag.
Zijt hartelijk gegroet door jullie zoon Johan(n)"

 

 

Sergeant Nijman

Hendrik Willem Nijkamp (*4 april 1879, Amsterdam) werd op 9 maart 1899 ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie voor een eerste opkomst van dertien maanden. Op 24 augustus 1899 werd hij bevorderd tot korporaal.
In 1902, 1904 en 1906 kwam hij terug voor herhalingsoefeningen van 13 tot 35 dagen.

Op 1 augustus 1907 ging hij over naar het 23e Bataljon Landweer Infanterie (LWI). Eind 1911 verhuisde hij, 28 jaar oud, naar Den Haag en werd overgeplaatst naar het 32e Bataljon Landweer Infanterie (Regiment Grenadiers. Daar nam hij in 1912 deel aan een herhalingsoefening. Begin 1913 keerde hij terug naar Amsterdam en naar 23 LWI.

Bij de mobilisatie op 1 augustus 1914 komt ook Nijman op. Op 1 november 1914 werd hij bevorderd tot sergeant.
De compagnie waartoe hij was ingedeeld zat op Fort aan de St. Aagtendijk (3 secties?) en Fort benoorden Spaarndam (1 sectie?). Op 3 mei 1915 stuurde hij een brief naar zijn eigen woonadres in Amsterdam met 'Fort Aagtendijk" als afzendadres. Linksboven staat de tekst "de laatste van de fort".
Er is geen informatie bekend over overplaatsingen of demobilisatie, alleen dat hij op 31 december 1918 werd ontslagen wegens beëindiging Landweerdiensttijd.

In het civiele leven was Nijman timmerman, bouwkundig tekenaar en hoofd-opzichter Publieke Werken, vermoedelijk in Amsterdam. Op 70-jarige leeftijd overleed hij op 9 maart 1950 en werd enkele dagen later begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats, Amsterdam. In 1971 werd zijn (tweede?) vrouw Georgina Higham Harveij (*1883) in hetzelfde graf begraven. Het graf was anno 2019 nog aanwezig.

 

Sergeant Oostwouder

Pieter Oostwouder (*Haarlemmermeer 8 september 1888, †Hoofddorp? 28 april 1979) werd op 22 mei 1909 ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie voor een eerste opkomst van vier maanden. In 1911 (2x) en 1914 kwam hij terug voor herhalingsoefeningen van 13 tot 26 dagen.

Op 1 augustus 1914 werd hij gemobiliseerd en ging "in onderhoud bij Det. Werk aan het IJ voor Diemerdam". Hij werd op 12 juni 1915 bevorderd tot Korporaal en drie maanden overgeplaatst bij de Groep Halfweg. Op 8 september 1915 werd hij bevorderd tot sergeant en eind november 1915 ging hij in onderhoud (voeding e.d.) bij het detachement Stelling Stafkwartier. Hierna is helaas geen informatie over hem bekend.

Tussen 2006 en 2008 is zijn grafsteen toegevoegd aan het kunstwerk 'Sluipweg' op het Fort bij Vijfhuizen.

 

Sergeant Overduin

In 1914 was Sergeant Overduin als Landweer-sergeant gemobiliseerd in het Fort bij Nigtevecht. Hij schreef er het lied "Het fort" dat in dat jaar in de bergloods van het fort is gezongen. Overste-zanger Speenhoff publiceerde de tekst ervan op 26 augustus 1914 in De Telegraaf.

Henri Philip Robert Overduin was op 24 juni 1883 geboren in Naarden en in het burgerleven was hij boekhouder. Hij werd op 17 maart 1903 ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie, ging op 12 mei 1903 in werkelijke dienst en op 29 november 1904 met groot verlof. Op 1 augustus 1911 ging hij over naar het 20e Bataljon Landweer Infanterie (20LWI).

Op 7 augustus 1914 werd hij gemobiliseerd en op 27 september 1915 "uit de sterkte gebracht". De 1e Compagnie 20LWI (225 van 284 man) was tijdens de mobilisatie ingedeeld op het Fort bij Nigtevecht. In 1918 was hij dirigent van het Mobilisatie Mannenkoor “Fort bij Edam” dat tenminste drie optredens in Edam en Monnickendam verzorgde. Zijn vrouw Felicita Clara Guiseppa Overduin-Paoli (*1883) was daarbij de soliste.

Op 6 januari 1961 overleed hij in Scheveningen, 77 jaar oud.

 

Willem Hendrik PieperKorporaal Pieper

In het Fort benoorden Spaarndam is één muurschildering aanwezig dat gesigneerd is met "W.H. Pieper 1916".

Waarschijnlijk betreft het Willem Hendrik Pieper (21 januari 1885, 's-Hertogenbosch) die op 23 mei 1905 werd ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie. Zijn beroep was op dat moment schilder. Op 28 juli 1906 ging hij met groot verlof en keerde in 1908 en 1912 terug voor herhalingsopkomsten van elk ongeveer een maand.

In 1913 werd hij overgeplaatst naar de 4e compagnie van het 23e Bataljon Landweer Infanterie. Van deze compagnie is uit de Bezettingsstaat 1913 bekend dat een deel ervan was ingedeeld op Fort benoorden Spaarndam. In juli 1914 had hij weer een herhalingsopkomst, van vijf dagen, en werd na afloop op 25 juli met groot verlof naar huis gestuurd. Zes dagen later was de algehele mobilisatie en moest hij terugkeren. Er is geen informatie over overplaatsingen zodat aangenomen mag worden dat hij met genoemde compagnie op Fort benoorden Spaarndam zat.

In februari 1916 werd hij bevorderd tot Korporaal, in juli kreeg hij klein verlof en zal het fort verlaten hebben. Formeel volgde in december 1918 beëindiging van zijn landweerplicht maar werd hij landstormplichtig. Pas op 17 november 1919 werd hij formeel gedemobiliseerd.

Op 15 juni 1922 trad hij, met timmerman als beroep genoteerd, in Amsterdam met Harmina Alberdina de Jonge in het huwelijk. In 1950 verhuisden ze van Amsterdam naar Den Haag. Zijn vrouw overleed in 1962 en hij was toen nog in leven. Wanneer hij is overleden kon niet achterhaald worden.

 

Geniesoldaat Ploeg

Op 28 september 1888 in Den Haag werd Johannes Christiaan Wilhelmus Ploeg geboren als zoon van een gelijknamige vader en moeder Reintje ten Hoed. Als 19-jarige op 12 maart 1908 ingelijfd bij het Regiment Genietroepen, I Bataljon, 4e Compagnie, vermoedelijk in Utrecht.

Tijdens deze eerste opkomst heeft hij steeds 7-10 dagen gekampeerd op Legerplaats bij Zeist, Legerplaats bij Harskamp (bij 7e Regiment Infanterie), Asperen en Batterijen aan de Overeindse Weg (2x). Hij kreeg drie dagen verlof voor zijn huwelijk op 10 februari 1909 in Utrecht met Petronella Antonia de Bruijn. En ging hij op 15 mei 1909 met groot verlof. Hem werd twaalf keer een straf van 2 tot 8 dagen kamparrest of politiekamer opgelegd vanwege ongepast gedrag, te laat zijn en zonder toestemming het kamp verlaten.
In 1911, 1913 en 1914 volgde nog herhalingsopkomsten van respectievelijk 25, 25 en 10 dagen. Alleen tijdens de herhalingsopkomst van 1913 kreeg hij een straf opgelegd, twee dagen kamparrest wegens "twee uur te laat van groot verlof teruggekeerd".

Op 1 augustus 1914 volgde de mobilisatie-opkomst met vanaf 26 september detachering te Krommenie. Op het Vakstation Krommenie waren zes man Geniepersoneel als telegrafist, telefonist en assistenten ingedeeld. Ook is het mogelijk dat meerdere manschappen afwisselend gedetacheerd werden op de twee forten binnen het vak, Fort bij Krommeniedijk en Fort aan Den Ham.

Behalve drie kortere straffen zat hij tijdens de jaarwisseling 1914-1915 tien dagen in een politiekamer, wegens niet direct terugkeren uit het hospitaal en een dag te laat terugkeren van verlof. Op 20 september 1915 kreeg hij vier dagen provoost opgelegd wegens "Op wacht zijnde, onder den invloed van sterken drank, tegen den Com.dt der wacht [gevloekt] en een brutale houding aan te nemen toen hem een bevel gegeven was en bovendien dat bevel schoorvoetend opgevolgd". Deze straf moet hij in lokaal 1, in het frontgebouw, van Fort aan Den Ham hebben doorgebracht, omdat op een muur de deels onleesbare tekst "J.C.W. Ploeg 27 jaar oud, dienende bij het [?], 4 dagen provoost voor [?]" stond.

Per 1 augustus 1916 ging hij over naar de Landweer en op 20 oktober kreeg hij van de commandant van Fort aan den Ham een voorlopig klein verlof. Zijn militaire dienst eindigde formeel in 1920. Als beroep worden timmerman en opperman genoemd. Hij overleed op 15 februari 1962 in Utrecht, 73 jaar oud.

 

Sergeant Pronk

Dirk Bouwe Pronk werd op 12 april 1893 geboren in Amsterdam. Op 3 maart 1913 werd de kantoorbediende voor de militieplicht ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie (2RgVA). Hij stelde zich beschikbaar voor de opleiding tot onderofficier en werd daartoe bestemd op 9 april 1913. Op 28 juli werd hij bevorderd tot korporaal en op 29 november sergeant.

Tijdens die eerste opkomst kreeg hij tweemaal straf en een ervan was toen ze in februari 1914 op Fort bij Penningsveer gekazerneerd waren. Op 28 februari 1914 kreeg hij groot verlof en ging naar huis.

Vijf maanden later moest hij op 1 augustus opkomen vanwege de mobilisatie. In de tijd tot en met maart 1915 onttrok hij zich zevenmaal voor enkele uren tot enkele dagen van zijn dienst en werd daarvoor gestraft. Na maart 1915 zijn er geen overplaatsingen of straffen bekend.
Per 3 oktober 1914 was hij overgeplaatst naar de 2e compagnie van het IIe Bataljon van het 2RgVA , waarvan bekend is dat deze behoorde tot de troepen buiten de forten in de Groep Purmerend.

Op 14 januari 1916 was hij op eigen initiatief nabij Broek in Waterland, toen het gebied overstroomde door de dijkdoorbraken in de nacht ervoor. Hij hielp met het redden van schapen in de Noordmeerpolder maar op de terugweg naar Broek liep de schuit met schapen op een paal onderwater en sloegen Pronk en W. Leguit met de schapen overboord. Pronk werd bewusteloos uit het water gehaald en overleed. Hij was 22 jaar oud, ongehuwd en zonder kinderen.

 

Majoor Ranneft

Majoor der Artillerie J.L. Ranneft had gediend in het Oost-Indisch Leger en was (waarschijnlijk vroeg) gepensioneerd maar hij meldde zich als vrijwilliger tijdens de mobilisatie in augustus 1914. Hij was voor onbekende periode toegevoegd officier Groep Westzaan, met Groepscommandant De Grave

Waarschijnlijk is hij Jan Laurens Ranneft, geboren te Culemborg, op 23 januari 1861 en overleden te Haarlem op 18 januari 1939.

 

Kok Rentinck

M.J.M. (roepnaam Giel) Rentinck (†1987) was waarschijnlijk dienstplichtig soldaat-kok op het Fort bij Abcoude.

 

Fortcommandant Roukema

J. Roukema was, in de rang van Res. 1ste Luitenant van de Landweer Infanterie (L.W.I.), de fortcommandant van Fort Zuidwijkermeer van september 1916 tot oktober 1917.
Met deze gegevens tekende hij het gedenkboek voor zijn Groepscommandant De Grave.

 

Soldaat Van Sijes

Soldaat Abraham van Sijes was in december 1914 soldaat en lid van de feestcommissie op het Fort aan Den Ham.

Hij was op 3 september 1882 in Amsterdam geboren en in het burgerleven was hij magazijnbediende. Zijn bezwaar tegen zijn oproep werd op 15 januari 1902 afgewezen. Hij werd op 11 maart 1902 ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie. Op 1 augustus 1910 ging hij over naar de Landweer.
Op 31 december 1918 werd hij formeel "ontslagen wegens geeindigden landweerdiensttijd". Hij overleed op 6 januari 1940 in Amsterdam.

 

Soldaat? Spanjerdt

Wim Spanjerdt wordt als "oud-compiesgenoot" genoemd in het voorwoord van het boek 'Pijn en Gijn' van Franciscus van de Vrande.

Willem Spanjerdt is op 13 januari 1889 geboren in Amsterdam. Op 20-jarige leeftijd werd hij ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie en vond zijn eerste opkomst van 17 mei 1909 tot en met 30 september 1909 plaats.
In de zomer van 1911 vond er een herhalingsoefening plaats en vervolgens werd ook hij op 1 augustus 1914 gemobilseerd. Als compagnie-genoot moet hij met Van de Vrande grenswacht gelopen hebben bij Baarle.
Zijn overgang naar de Landweer was door de mobilisatie later dan gebruikelijk maar op 1 augustus 1916 ging hij over naar het 24e Bataljon Landweer Infanterie. Hij zou ook vrijwillig tot de Landstorm hebben behoord.

Hij werd uit dienst ontslagen op 31 juli 1921. Op 26 februari 1959 overleed hij in Amsterdam.

 

Groepscommandant Staal

Luitenant-kolonel Staal was in 1916 commandant Groep Abcoude.

 

Fortcommandant Van Steeden

J. van Steeden was de fortcommandant van Fort Zuidwijkermeer van augustus 1914 tot juni 1916. Met deze gegevens tekende hij het gedenkboek voor zijn Groepscommandant De Grave. Hij moet één dag de commandant zijn geweest van Luitenant Rang.
Uit een brief aan zijn groepscommandant blijkt dat hij na de mobilisatie inspecteur was bij de verzekeringsbank "de Nieuwe Eerste Nederlandsche" te Den Haag.

Waarschijnlijk is hij Josephus van Steeden, geboren op 31 oktober 1883 te Amsterdam. Zijn vader was Gerrit Jan van Steeden en zijn moeder was Everdina Hendrika Vrieze. Hij werd vrijgesteld van de militie omdat hij al vanaf 1899 vrijwillig als soldaat bij het Instructie Bataljon te Kampen in dienst was.
In 1907 werd hij benoemd tot Reserve-Tweede-Luitenant bij de Infanterie der Landweer en wel in het XXIIIde Landweerdistrict (later Amsterdam II). Daarna volgende een aantal herhalingsopkomsten van een week bij o.a. bij het 7e en het 18e Regiment Infanterie. In 1911 werd hij benoemd tot Reserve-Eerste-Luitenant, de rang waarmee hij in augustus 1914 gemobiliseerd werd. Pas in oktober 1919 ging hij met groot verlof.
In 1922 werd hij overgeplaatst naar het 7e Regiment Infanterie en een jaar later volgde eervol ontslag.

 

Korporaal Steinmetz

Korporaal D. Steinmetz komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Dirk Christiaan Steinmetz (*20-9-1888 Amsterdam) waarbij niets bekend is over een huwelijk. Zijn vader was Adolph Arnoldus Karel Steinmetz en zijn moeder Henriette Christina Alida Bismeijer.

Bij registratie voor de dienstplicht woonde hij in Amsterdam met als beroep timmerman.

 

Korporaal Struckman

Korporaal H.L. Struckman komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Hendrik Lambertus Struckman (*22-8-1897, †29-1-1985) en hij trouwde op 1 mei 1924 met A.M. le Pluk (1901-1993).
Zijn graf is aanwezig op de Algemene en Nieuwe RK Begraafplaats Bussum. Anno 2020 was er afstand van gedaan en het monument verwijderd.

Bij registratie voor de dienstplicht had hij als beroep kantoorbediende. Op 2-3-1917 werd hij ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie, I Bataljon te Amsterdam.

 

Officier Van Thiel

Luitenant-kolonel E. van Thiel had gediend in het Oost-Indisch Leger en was (waarschijnlijk vroeg) gepensioneerd maar hij meldde zich als vrijwilliger tijdens de mobilisatie in augustus 1914. Hij was vanaf ongeveer 7 augustus 1914 voor onbekende periode toegevoegd officier Groep De Nes.

 

Sectorcommandant Van Thiel

Luitenant-kolonel N.P. van Thiel had gediend in het Oost-Indisch Leger en was (waarschijnlijk vroeg) gepensioneerd maar hij meldde zich als vrijwilliger tijdens de mobilisatie in augustus 1914. Hij was voor onbekende periode commandant Sector Zaandam.

 

Soldaat? Trampen

Dirk Marinus Trampen werd op 28 november 1883 in Amsterdam geboren. In december 1902, 19 jaar oud en kruidenier van beroep, werd hij tot de militaire dienst aangewezen. Dat gebeurde ondanks dat hij lichamelijke gebreken als reden aanvoerde waarom hij ongeschikt was.

Op 12 maart 1903 werd hij ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie maar kreeg verlof tot 12 mei toen hij in werkelijke dienst kwam. Op 31 maart 1904 ging hij met groot verlof.
In 1906, 1908, 1910 en 1912 kwam hij terug voor herhalingsoefeningen van 4 tot 26 dagen. Tijdens de herhalingsoefening in 1908 was hij het merendeel van de dagen "in het hospitaal". Per 1 augustus 1911 ging hij administratief over naar het 25e Bataljon Landweer Infanterie.

Op 28 september 1911 trouwde hij met Wilhelmina Muntstege, met wie hij vermoedelijk drie kinderen kreeg. Van beroep was hij winkelbediende.

Trampen stuurde op 26 september 1912 per veldpost een groepsfoto met militairen naar zijn moeder in Amsterdam. Daarbij wordt aangenomen dat hij, tijdens de herhalingsoefening van 23-28 september, deelnam aan de Fortmanoeuvres 1912 rond Uithoorn.

Op de eerste mobilisatiedag van de Eerste Wereldoorlog, 1 augustus 1914, kwam hij weer op en werd in Zaandam ingekwartierd. Op de volgende dag werd hij overgeplaatst naar het 20e Bataljon Landweer Infanterie en gekazerneerd op Fort bij Krommeniedijk. Uit deze periode is een groepsfoto met Trampen bekend, waarop een bord met de naam van dat fort staat.
Alleen op 2 februari 1915 kreeg hij een straf, vier dagen kwartierarrest vanwege "Zich zonder toestemming naar Amsterdam begeven". Tijdens de mobilisatie kreeg hij 4 tot 5 dagen verlof per maand.

18 Februari 1916 was de datum dat hij met onbepaald klein verlof naar huis ging. Op die datum ging hij ook over naar het Reserve 20e Bataljon Landweer Infanterie.
Opmerkelijk is dat hij van 21 t.e.m. 24 mei 1917 terug in dienst kwam en daarna weer onbepaald kort verlof kreeg. Zijn militaire verplichtingen eindigden per 31 december 1918 omdat zijn Landweerdiensttijd eindigde.

Hij trouwde in 1920 voor een tweede maal, nu met Cornelia Cornelisse. Van beroep was hij toen "Hulpbesteller der Posterijen".
Op 93 jarige leeftijd overleed hij op 16 mei 1977, in Amsterdam. Hij heeft vier groepsfoto's uit zijn diensttijd altijd bewaard...

 

Korporaal Uiterdijk

Korporaal A. Uiterdijk komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Aart Uiterdijk (*11-3-1888 Brandwijk, †28-12-1943 Zeist) waarbij niets bekend is over een huwelijk. Zijn vader was Evert Uiterdijk en zijn moeder Gerrigje van Bennekom.
Zijn graf is aanwezig op de Nieuwe Begraafplaats Zeist.

Bij registratie voor de dienstplicht woonde hij in Utrecht met als beroep kantoorbediende.

 

Kapitein Uiterwijk

Kapitein Albert Jan Uiterwijk werd op 2 mei 1872 geboren in Kampen. Op 5 november 1919 overleed hij in dezelfde plaats en werd begraven op Begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam.

Hij was "Hoofd v/h Centraal Magazijn van Militaire Kleeding en Uitrusting te Amsterdam" volgens de hoofdsteen die door personeel en vrienden op het graf werd geplaatst.
Tegenover zijn graf zou later Stellingcommandant Ophorst begraven worden.

 

Soldaat? Van der Valk

Anthon Ferdinand van der Valk (*Amsterdam 4 augustus 1886, †Amsterdam 15 november 1955) werd op 22 mei 1906 ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie. Op 27 september 1907 ging hij met groot verlof om in 1909, 1912 (Fortmanouevres 1912) en 1913 terug te keren voor herhalingsoefeningen.

Bij de mobilisatie op 1 augustus 1914 had hij nog niet de leeftijd bereikt om bij de Landweer ingedeeld te zijn. Als infanterist zal dit betekend hebben dat hij elders actief was, mogelijk bij het Veldleger of als grenswacht.

Per 1 januari 1916 ging hij over naar de Landweer, bij het 24e Bataljon Landweer Infanterie behorende tot het 21 Regiment Infanterie (Amersfoort). Op 31 juli 1919 werd hij ontslagen wegens beëindiging van zijn Landweerdiensttijd.

Tussen 2006 en 2008 is zijn grafsteen toegevoegd aan het kunstwerk 'Sluipweg' op het Fort bij Vijfhuizen.

 

Soldaat Veltkamp

Francois Simon Veltkamp (*25-9-1884 Amsterdam, †28-2-1973, 2 zoons) woonde in Amsterdam en Duivendrecht. Hij vertelde aan zijn familie dat hij in Spaarndam gelegerd was geweest. En dat hij het diploma Scherpschutter had behaald.

Zijn bezwaar tegen zijn oproep werd op 20 januari 1904? afgewezen. Hij werd op 8 maart 1905 ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie. Op 1 augustus 1912 ging hij over naar de Landweer.
Op 31 december 1920? werd hij formeel ontslagen wegens diensteinde.

Op 4 september 1909? stuurde hij een prentbriefkaart vanaf Legerplaats bij Harskamp aan zijn vrouw. Hij was daar vermoedelijk op herhalingsoefening. Op de kaart schreef hij: "Bezoek Harskamp, Corps 7e Regiment Infanterie, 2e Bataljon, 3e Compagnie".

Als hij ten tijde van de mobilisatie nogsteeds was ingedeeld bij die compagnie (3-II-7 RI), dan moet hij gelegerd zijn geweest in Fort benoorden Spaarndam.

 

Fortcommandant Van Vliet

J. van Vliet was, in de rang van Res. 2de Luitenant Infanterie, de fortcommandant van Fort Zuidwijkermeer.
Met deze gegevens tekende hij het gedenkboek voor zijn Groepscommandant De Grave. Vermoedelijk was hij fortcommandant van oktober 1917 tot januari 1919.

 

Kanonnier Van Vliet

Cornelis Franciscus van Vliet (*14 juli 1895, Nieuwer-Amstel) werd 19 jaar oud tijdens de mobilisatie 1914-1919.

Op 2 maart 1915 werd hij ingelijfd bij het 2e Regiment Vestingartillerie om van 19 juli-7 augustus te verblijven op Legerplaats bij Oldebroek. Op 21 september werd hij gedetacheerd op Fort bij Uithoorn. Daar verbleef hij tot hij op 29 januari 1916 werd overgeplaatst naar Fort aan de Drecht. Hij verbleef in september 1917 vier dagen bij de Artillerie van of buiten de forten te Spaardam.

Op 9 juli 1918 kreeg hij klein verlof en op 1 oktober 1919 groot verlof. In 1935 werd hij formeel uit militaire dienst ontslagen. Hij overleed op 22 juli 1967 in Amsterdam.

Hij was op 20 november 1924 getrouwd met Anna Johanne Haije Hiddigwarden en een dochter trouwde met een zoon van Kanonnier Bulterman. Op 22 juli 1967 overleed hij in Amsterdam.

 

L.S.T. VogelMajoor Vogel

Majoor L.S.T. Vogel was, in ieder geval in 1916, aan de staf van Stellingcommandant Ophorst verbonden als "Majoor van den Generalen Staf, Chef vd staf Stelling Amsterdam"

Waarschijnlijk was hij Louis Francois Theodo(o)r Vogel, geboren te Bergen op Zoom op 27 juli 1868 en overleden te Rotterdam op 20 januari 1919.

 

Soldaat? van de Vrande

Fr. van de Vrande publiceerde de boeken 'Pijn en Gijn' (1931) en 'Grensleven' (1936) over zijn mobilisatie met het 7de Regiment Infanterie aan de Nederlands-Belgische grens tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Waarschijnlijk was Franciscus Eligius Jacobus Huibert van de Vrande de auteur van de beide boeken. Hij werd op 20 juni 1890 geboren in Leiden. Zijn vader was Franciscus Eligius Jacobus van de Vrande en zijn moeder was Elisabeth Maria Anna Stoeke (1865-1948).

In 1909 was hij handelsreiziger en woonde in Amsterdam. Op 10 mei 1910 werd hij ingelijfd bij het 10de Regiment Infanterie maar kreeg uitstel van eerste oefening. Bijna een jaar later werd hij overgeplaatst naar het 7de Regiment Infanterie en kwam op 18 mei 1911 in werkelijke dienst voor de eerste oefening. Zijn rang is onbekend zodat voorlopig 'soldaat' wordt gebruikt.

Het boek 'Pijn en Gijn' beschrijft de eerste maanden van de mobilisatie waarbij het 7de Regiment te voet Amsterdam verlaat naar Hilversum. Na enige tijd gingen ze per trein naar het Trappistenklooster bij Tilburg en vervolgens werd Baarle hun tijdelijke woonplaats. Van daaruit werd als voorpostendetachementen in Nieuwe Strumpt en Castelre onder primitieve omstandigheden wacht gelopen aan de grens.
In het voorwoord noemt hij Wim Spanjerdt als zijn "oud-compiesgenoot". Nergens wordt het bataljon genoemd waartoe ze behoorden, maar waarschijnlijk was dat het 3e Bataljon (NL-WpDStvA-C10513).

Zijn tweede boek 'Grensleven' bevat meerdere op zichzelf staande verhalen die in de derde persoon enkelvoud zijn geschreven en daardoor is er geen zekerheid of hij zelf het beschrevene heeft beleefd. Plaatsnamen worden nauwelijks genoemd.

Hij werd uit dienst ontslagen op 1 oktober 1935. Op 8 september 1965 overleed hij in Amsterdam.

Zie Thema-nieuwsbrief 'Amsterdammers op grenswacht in Brabant'.

 

Milicien De Waart

Op 28 september 1914 stuurde Milicien Pieter de Waart een prentbriefkaart met een groep militairen aan zijn ouders en zus. Op basis van hun namen kon de juiste gezinskaart achterhaald worden en daarmee zijn geboortedatum voor verdere gegevens.

Pieter de Waart werd op 16 augustus 1894 geboren op Marken en op 17-jarige leeftijd ingelijfd bij het 10de Regiment Infanterie (16 januari 1912). Bij zijn keuring was zijn beroep zeevisser.
Mogelijk zijn er meer ventvergunningen geweest maar in ieder geval kreeg hij in 1934 een ventvergunning in Amsterdam om vis te verhandelen in Amsterdam-Zuid en later Amsterdam-Noord.

Hij werd ingelijfd bij het 10de Regiment Infanterie maar die had volgens de bezettingsstaat geen rechtstreekse rol in de Stelling. Op de prentbriefkaart wordt geen regiment genoemd maar welk bataljon en compagnie. Mocht jij overgeplaats zijn naar het 2e Regiment Vestingartillerie dan kan hij op Fort Zuidwijkermeer gelegerd zijn geweest.

Op 1 augustus 1920 ging hij over naar de Landweer en op 1 oktober 1934 volgde "ontslag wegens dienstbeëindiging".

 

Majoor Wafelbakker

Majoor der Artillerie C. Wafelbakker had gediend in het Oost-Indisch Leger en was (waarschijnlijk vroeg) gepensioneerd maar hij meldde zich als vrijwilliger tijdens de mobilisatie in augustus 1914. Hij was aanvankelijk voorlopig commandant Groep Wormerveer, welke functie door Groepscommandant Bontenakel werd overgenomen, waarna hij voor onbekende periode toegevoegd officier Groep Wormerveer was.

 

Korporaal Wagenmaker

Korporaal P. Wagenmaker komt voor op het overzicht Avondpermissie 19 Maart 1918 en waarschijnlijk betreft het:

Pieter Wagenmaker (*12-11-1884) waarbij niets bekend is over een huwelijk. Zijn vader was Jacobus Wagenmaker en zijn moeder Elisabeth van Hillo.

Bij registratie voor de dienstplicht woonde hij in Beusichem met als beroep sigarenmaker.

 

Fortcommandant Van der Weide

Tweede Luitenant Hidde van der Weide (*1-2-1868) was op 23 juni 1915 de commandant van Fort Uitermeer toen hij op 47 jarige leeftijd overleed. Hij zou zelfmoord gepleegd hebben.

Op 21 maart 1888 was hij al vrijwillig in dienst als korporaal bij het 5de Regiment Infanterie en werd hij vrijgesteld als militieplichtige.

Hij was op 6 oktober 1897 te Amersfoort getrouwd met Wilhelmina Helena Van Hout (1878-1960) en had twee kinderen Sjoerd Hendrikus (1910-1963) en Helena Mareike (1913-1990).
Van 1903 tot 1907 was hij ingeschreven in het bevolkingsregister van Amsterdam, afkomstig uit Amersfoort en vertrokken naar Hilversum. Als beroep is 'beambte HIJM' (Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij?) genoteerd.

Het adres in de rouwadvertentie is Geuzenweg 23d te Hilversum, een kleine woning die blijkbaar tenminste in vier delen was gedeeld.
Zijn weduwe hertrouwde op 11 augustus 1917 met Sjoerd van der Weide (1888-1972), de zoon van Hidde's oudere broer Dirk.

 

Kapitein Van Westering

Kapitein Van WesteringGijsbert Wijnand van Westering werd op 17 augustus 1880 in Tiel geboren als zoon van zijn gelijknamige vader en Christina Starink. Als 16-jarige ging hij vrijwillig het leger in, met een contract voor acht jaar. Dit ving op 24 september 1896 aan bij het Instructie-Bataljon, vermoedelijk de Korporaals-opleiding in Kampen, en eindigde op 28 september 1897 in de rang van Korporaal.

Aansluitend werd hij overgeplaatst bij het 5e Regiment Infanterie in Amersfoort en was daar vermoedelijk instructeur van militieplichtigen. Hij doorliep de rangen Sergeant, Fourier en Sergeant-majoor en ontving in 1903 het onderscheidingsteeken voor 6 jarigen dienst. Zijn contract eindigde op 23 september 1904 waarna hij als gewoon militieplichtige terug de burgermaatschappij in ging.

Per 1 januari 1905 werd hij (vrijwillig en in deeltijd) benoemd tot Reserve Tweede-Luitenant bij de Infanterie der Landweer en wel in het XX Landweerdistrict. Vier jaar later volgde promotie tot Reserve-Eerste-Luitenant. In de periode 1906-1914 keerde hij één tot drie keer per jaar in werkelijke dienst terug gedurende één dag tot ruim drie weken bij meestal de Amsterdamse 7e en 18e Regimenten Infanterie. Als reserve-officier zal hij meegewerkt hebben aan oefeningen van dienstplichtigen, mogelijk ook op de Legerplaats bij Harskamp.

Hij trad op 27 mei 1913 te Nijmegen in het huwelijk met barones Cornelia Wilhelmina Evers. Daarbij werd "rijksambtenaar" als beroep genoemd. In 1921 was hij mogelijk adjunct-commies bij de Rijksverzekeringsbank in Amsterdam en werd benoemd tot hoofdcommies bij den Raad van Arbeid in Groningen. Bij het huwelijk van zijn zoon in 1941 was hij "referendaris" (hoofdambtenaar met leiding over een afdeling).

Ook Van Westering kwam op 1 augustus 1914 in werkelijke dienst vanwege de mobilisatie. Uit een fotoboek blijkt dat hij toen ingedeeld was bij het 20e Bataljon Landweer Infanterie (20LWI) en de rangonderscheidingstekens van een 1e Luitenant droeg. Hij was waarschijnlijk een officier van de 2e Compagnie van 20LWI dat op Fort bij Marken-Binnen en Fort aan Den Ham was gelegerd. Waarschijnlijk was hijzelf op Fort aan Den Ham gelegerd.
Op 28 januari 1918 werd hij benoemd tot Reserve-Kapitein en werd mogelijk de fortcommandant. Wanneer hij klein verlof kreeg (oproepbaar) is niet bekend maar hij kreeg groot verlof op 11 februari 1920. In hetzelfde jaar ontving hij het onderscheidingsteken voor "langdurigen Nederlandsche dienst als verlofs-officier".

Bij de grote reorganisatie in 1922 ging bij over naar het 18e Regiment Infanterie. De oefeningen werden hervat en in de periode 1923-1938 waren er weer één tot twee oefeningen per jaar. In 1930 werd hij bevorderd tot Reserve-Majoor en in oktober 1936 ingedeeld bij de Staf der VIIIe Infanterie Brigade waaronder 7RI en 18RI vielen. In november van dat jaar werd hij benoemd tot Reserve-Luitenant-Kolonel. In 1934 was hij voorzitter van de commissie Groningen van de Algemeene Vereeniging Reserve-Officieren.

Op 58-jarige leeftijd vroeg en kreeg hij per 28 maart 1939 eervol ontslag van militaire dienst. Hem werd een pensioen van 1.578 gulden (vergl. 17.700 euro) per jaar toegekend, dat in september 1945 werd verlaagd naar 1.330 gulden (vergl. 9.100 euro). Hij overleed op 17 december 1954, 77 jaar oud, in Bussum en werd daar begraven.

 

Korporaal Westerveld

Heijmen Friedrich Westerveld werd op 20 augustus 1896 in Amsterdam geboren. In zijn twintigste levensjaar werd hij in mei 1916 ingelijfd bij het Korps Pantserfortartillerie, 4e Compagnie. Deze compagnie vormde de bezetting van Fort aan het Pampus.

Op 16 december 1916 werd hij bevorderd tot Korporaal en werd de opvolger van de verdronken Korporaal Bander Westerveld had geen verlof dat eindige op de datum dat Bander van verlof terug kwam en overboord sloeg, ze waren dus waarschijnlijk niet beiden op het schip.

Over zijn diensttijd verscheen in maart 1967 een interview in de krant Gooi- en Eemlander. Hij vertelde over het eenzame bestaan, het eten en de verkleinde bezetting als er ijs lag. Hij was er aanvankelijk timmerman maar deed later de administratie van de verlofpassen.

Per 16 november 1917 kreeg hij klein verlof en op 1 oktober 1919 volgde groot verlof en demobilisatie. In zijn 40ste levensjaar (1936) zou hij van militaire dienst ontslagen worden.

Hij trouwde op 22 september 1921 in Amsterdam met Carolina Henrietta Charlotta Moen. Aanvankelijk timmerman en later aannemer was de economische crisis in de jaren 1930 zwaar voor hem. Hij werd daarom tevens koster van de Koepelkerk der Nederlands-Hervormde Gemeente aan de Stadhouderskade, nabij het Leidseplein in Amsterdam.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was in deze kerk de top van de illegale Ordedienst (OD) gevestigd, waaraan Westerveld meewerkte en levensgevaar voor liep. In 1947 werd een plaquette hierover onthuld, dat nu in de buitenmuur van het Marriot hotel zit dat op de locatie van de in 1972 gesloopte kerk staat. Westerveld ontving zelf in 1948 de Britse King's Medal for Courage in the Cause of Freedom, in 1953 het Kruis van Verdienste en in 2007 postuum de Amerikaanse Legion of Honor.

Zijn vrouw overleed in juli 1945 en hij hertrouwde ruim een jaar later met Maria Antonia de Bruin. Hij ging in Hilversum wonen en had daar een aannemersbedrijf. Hij overleed op 23 juni 1980 in Soest en rust op de Begraafplaats Nieuw Valkenveen.

 

Kanonnier Wijmenga

Uitze Jans Wijmenga werd op 22 juli 1879 te Garyp (Fr.) geboren. In zijn 20ste levensjaar werd bij ingedeeld als loteling in de gemeente Smallingerland (Fr.). Waarschijnlijk werd hij dezelfde dag ingelijfd maar het is niet bekend bij welk onderdeel. Na zijn eerste opkomst en oefening ging hij op 2 maart 1900 met groot verlof. In 1901, 1904 en 1906 keerde hij terug voor herhalingsoefeningen. Hij ging in 1907 over naar de Landweer.

Het is niet bekend wanneer zijn mobilisatie-opkomst plaatsvond. Van hem is één prentbriefkaart bekend die hij op 24 oktober 1914 vanaf Fort aan de Nekkerweg aan Kanonnier Mulder stuurde, die blijkbaar op verlof naar huis in Franeker was. Wijmenga was een directe collega van hem en mogelijk verbleven zij beiden in lokaal 28.
Uit een lijst van gemobiliseerde militairen in de Beemster blijkt dat hij op 25 februari 1915 op het fort gelegerd was en woonachtig was in Garyp.
Het is niet bekend wanneer hij met verlof ging en gedemobiliseerd werd.

Wijmenga overleed, 78 jaar oud, op 16 juli 1958 te Drachten.

 

Ziekendrager WitteZiekendrager Witte

Dirk Hermanus Witte werd op 29 juni 1885 in Zaandam geboren, als zoon van Jacob Witte (hoofdonderwijzer) en Trijntje Koning (onderwijzeres). Zijn drie zussen zouden ook in het onderwijs gaan werken.

In zijn 20ste levensjaar werd hij op 26 mei 1905 ingelijfd bij het 10e Regiment Infanterie (10RI, Haarlem). Zijn eerste, korte opkomst eindigde met groot verlof op 30 september. Een herhalingsopkomst volgde in september 1908.

Zijn controlelijst vermeldt dat hij op 3 januari 1910 werd overgeplaatst naar de 4e Compagnie Hospitaalsoldaten als "soldaat ziekendrager". In december 1912 volgde een herhalingsopkomst waarbij hij in onderhoud was van de 2e Compagnie, 3e Bataljon van 10RI. Op 28-jarige leeftijd ging hij in 1913 over naar de Landweer 4e Compagnie Hospitaal Soldaten in het 20ste Landweerdistrict.

Er is geen archiefbron dat aantoont dat hij in 1914 werd gemobiliseerd, maar een foto van hem in militair uniform, met Rode Kruis armband, die in 1916 zou zijn gemaakt wijst daar wel op. Omdat hospitaalsoldaten in kleine groepjes bij andere eenheden werden gedetacheerd - zo was er meestal maar één per fort ingedeeld - is niet te achterhalen waar hij tijdens de mobilisatie was gelegerd.

Al op vroege leeftijd schreef hij liedjes en in 1914 zocht hij contact met de zanger-cabertier Jean Louis Pisuisse (1880-1927) die zijn liedjes succesvol ging uitvoeren. Een aantal liedjes zijn geïnspireerd op Witte's militaire taak, zoals het lied "Aspirine" over militairen die zich ziek melden maar met een aspirine werden weggezonden. Zijn bekendste, en nu nog bekende, lied is "Mens, durf te leven" uit 1917.

Als hoofdinkomen werkte hij onder meer voor de Holland Zuid-Amerikaansche Handelsmaatschappij en was hij directeur voor de Nederlandse Mijnhouthandel.

Witte overleed op 47-jarige leeftijd doordat hij op 15 november 1932, mogelijk door een hartaanval, nabij Diemen met zijn auto in de Weespertrekvaart terecht kwam. Hij werd drie dagen later begraven op De Oude Begraafplaats Naarden, waar hij anno 2022 nogsteeds rust.

  Kapitein Wijnoldy Daniëls

Kapitein Wijnoldy Daniëls

Theodorus Johan Daniëls werd op 15 februari 1860 in Warnsveld, Gelderland geboren als zoon van medicinae doctor Eduard Daniëls en Jacoba Maria Wijnoldij. Zijn moeder overleed op 36-jarige leeftijd, toen hijzelf drie jaar oud was.

Op 24-jarige leeftijd vroeg hij een officiële naamswijziging aan om, ter ere van zijn moeder, haar achternaam aan zijn achternaam toe te voegen, tot Wijnoldy Daniëls. Hij was op dat moment ontvanger van belastingen in Landsmeer. Op 2 februari 1887 trad hij in het huwelijk met Alberta Antonia Frederika Smit. Uit het huwelijk kwamen in ieder geval twee zoons voort, die beiden officier in het leger werden.

Per 27 juni 1905 werd hij eervol ontslagen als (vrijwilliger) kapitein bij het 3e Bataljon Rustende Schutterij in Noord-Holland met vergunning om dat uniform en onderscheidingstekens te blijven dragen. Enkele dagen later, op 1 juli, volgde zijn benoeming, vermoedelijk als kapitein, bij het reserve-personeel van de Landweer-infanterie in het XXIe landweerdistrict (Haarlem). Het lijkt erop dat hij als burger altijd ontvanger van belasting is gebleven, in verschillende plaatsen.
Hij was ook actief als correspondent van het "Nederlandsche Roode Kruis" waarvoor hem op 29 augustus 1908 de versierselen van een Ridder in de Orde van Oranje-Nassau werd toegekend.

Het Herinneringsalbum Stelling van Amsterdam uit januari 1916 vermeldt onder een groepsfoto (voor het Paleis van Volksvlijt) dat hij commandant van het Landweer-Infanterie Depot in Amsterdam is. Een andere foto toont hem als een van de drie samenstellers van dat gedenkboek, zodat het bijschrift ongetwijfeld correct zal zijn. Tenslotte staat hij als Eere-voorzitter van de Commissie Ontwikkeling en Ontspanning onder een derde foto genoemd. Hij was toen 56 jaar oud.

Op 6 februari 1917 werd hij eervol ontslagen als reserve-kapitein van de Landweer-Infanterie en werd hem de titulaire rang van majoor verleend. Tegelijk werd hij benoemd tot stationscommandant, vermoedelijk de militaire chef van een spoorwegstation tijdens een mobilisatie.
Op 66-jarige leeftijd overleed hij op 2 juli 1926 in Bloemendaal.

 

Soldaat Zimmerman

Albert Willem Zimmerman lootte voor de Nationale Militie op 26 oktober 1905 in het lokaal der Militie en werd op 26 oktober 1905 ingedeeld en vermoedelijk ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie. Op 29 september 1906 ging hij met groot verlof en keerde in 1909, 1912 en 1913 terug voor herhalingsoefeningen.

Op 1 augustus 1914 werd hij gemobiliseerd bij een onbekende eenheid. Op 11 december 1914 was/werd hij ingedeeld bij het Regiment Landweer Infanterie Depot en de volgende dag naar Fort bij Kudelstaart gezonden.
Op 18 augustus 1916 ging hij "met onbepaald verlof verloopig klein verlof".

 

Soldaat? Zuijdhoek

Een briefkaart met poststempel Naarden d.d. 25-11-1914 was gericht "mej. Zuijdhoek" te Amsterdam.
De afzender was "Herman"..."Zuijdhoek 2 Reg Vest Art te Naarden".

Waarschijnlijk betreft het Herman Frederik Alexander Zuijdhoek, geboren 12 februari 1880 te Winterswijk en overleden 20 oktober 1959 te Amersfoort.

 

 

 

Stelling van Amsterdam op Twitter Stelling van Amsterdam op Facebook Doc.centrum Stelling van Amsterdam op LinkedIn
Stelling van Amsterdam op foto-site Instagram Stelling van Amsterdam op video netwerk YouTube

Deze website wordt verzorgd door particuliere experts en is geen website van een overheid.
Alle rechten voorbehouden, o.a. gebruik door commerciële partijen alleen met voorafgaande toestemming.
Stelling van Amsterdam. Een stadsmuur van water.
UNESCO Werelderfgoed sinds 1996
Bureau Meerzijdig let op meerdere zijden bij support, mediation, procesbegeleiding en trainingen. (Advertentie)
 
 
 
Bureau Meerzijdig let op meerdere zijden bij support, mediation, procesbegeleiding en trainingen. (Advertentie)