Sluit [X]   
 

Bureau Stellingcommandant in 1918: "Tentenkamp bij Velsen"

© 1999-2024, René G.A. Ros
Laatst gewijzigd 29-1-2024

Donateur worden?

Lunetten, bunkers en crisisbeheersing - Geleide Wapens Amsterdam

(M.m.v. Lt.kol. KLu b.d. Ron Erhardt†)

Rakettenlinie ook vóór Amsterdam

Vorden LA

De hangar van een van de drie secties (B) op het lanceergebied (Launching Area, LA) van de Nike-site Vörden (D.).
(Foto: © René Ros, 2006)

Vorden IFC

Enkele gebouwen van het squadroncommando (Integrated Firing Control, IFC) van de Nike-site Vörden (D.).
(Foto: © René Ros, 2006)

Van 1960 tot 1966 werd, in NATO-verband gedurende de Koude Oorlog tegen het Warschau-Pact, een linie van grond-naar-lucht afweerrakketten (Surface to Air Missiles, SAM) in West-Duitsland aangelegd: de Missile-belt (Raket Gordel) of Forward Belt van geleide wapens.
Deze linie was gebaseerd op de verdediging door de Engelsen tegen de V1 vliegende bommen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hierbij was een succesvolle scheiding aangebracht tussen luchtdoelartillerie in de voorste linie en gevechtsvliegtuigen in de achterste linie. Een linie van afweerraketten is bovendien goedkoper dan elke belangrijke locatie in het eigen gebied te verdedigen met afweerraketten.

In de Missile-belt waren zowel statische Nike-Hercules als mobiele Hawk raketten geplaatst waarin ze elkaar aanvulden. Aan de Nike werd de verdediging van de hogere luchtlagen tussen 3 tot 10 km hoogte toebedeeld. De Hawk verdedigde de lagere luchtlaag tot 3 km. Deze indeling bleef van toepassing tot halverwege de jaren 1980 toen de Patriot werd ingevoerd.
De Nederlandse bijdrage aan de gemeenschappelijke NATO-verdediging werd geleverd door de Koninklijke Luchtmacht. Zij bemande aanvankelijk acht Nike-sites en elf Hawk-sites in West-Duitsland. Tot 1 juli 1990, enige maanden na de val van de Berlijnse Muur, hebben duizenden manschappen - met hun gezinnen - een hoge paraatheid gehandhaafd om, sneller dan gevechtsvliegtuigen, een eerste massale luchtaanval te kunnen pareren.

In het gebied achter de Missile-belt was de luchtverdediging de taak van gevechtsvliegtuigen, de Fighter Engagement Zone (FEZ). In het noordelijk deel van centraal Europa waren hiertoe squadrons van de Nederlandse, Belgische, West-Duitse en Engelse luchtmachten ingedeeld bij de Second Allied Tactical Airforce (2ATAF).

Amsterdam in het achterland

Het nadeel van elke linie is dat de vijand er omheen kan gaan. In de tweede helft van de jaren 1970 was het vliegbereik van de vliegtuigen van het Warschau-Pact zodanig toegenomen dat ze om de Missile-belt konden vliegen.
Hierdoor achtte men in 1979 een uitbreiding op de noordelijke flank van de Forward-belt langs de Duitse en Nederlandse Waddenkust noodzakelijk. Voor een goed radarzicht op laagvliegende vliegtuigen werden posities op de Waddeneilanden het meest geschikt geacht.

Tegelijkertijd moesten vitale doelen in het achterland apart beschermd worden door middel van Hawk en Patriot geleide wapens. Hieronder vielen eenheden met nucleaire wapens, communicatie & commando centra en complexen voor opslag & aanvoer van versterkingen overzee zoals vliegvelden en havens. In Centraal Europa waren 35 van deze vitale installaties aanwezig waarvan twee in Nederland.
Ook werd een 2ATAF Rear Area Cluster gepland. Hierdoor zouden diverse vliegbases in het noorden van België, Zuid-Nederland en het aangrenzende gebied in West-Duitsland, ten oosten van Nederlands Limburg, beveiligd worden.

In Nederland waren twee gebieden die een 'Vital Area' vormden omdat zij van belang waren voor de aanvoer van versterkingen (Reforger Ports) van de Amerikaanse en Engelse strijdkrachten (Rapid Reinforcement Forces). Namelijk de havens van Rotterdam en Amsterdam met de nabijgelegen vliegvelden respectievelijk Zestienhoven en Schiphol. Deze luchtverdediging werd 'ports defence'* genoemd, naast de andere drie raketgordels: 'forward', '(noord)flank' en 'rear area (cluster)'.

Hawk

Een mobiele launcher met drie Hawk-raketten.
(Foto: © René Ros, 2003)

Omdat België geen Patriot-systemen aanschafte zou de flankuitbreiding en de havenverdediging door Nederlandse en Duitse eenheden verzorgd gaan worden. Nederland zou twee meer dan de geplande zes dure Patriot-systemen en tevens vier extra Hawk-systemen moeten aanschaffen.
Als alternatief voor de Hawk aanschaf werd overwogen om zes van de twaalf Hawk-squadrons uit Duitsland naar Nederland te verplaatsen voor de twee gebieden rond Amsterdam en Rotterdam.
De Geleide-wapengroep Nederland (GGW-NL) zou, volgens de Defensie Nota 1984, gaan bestaan uit vier Hawk-squadrons en later aangevuld worden met twee Patriot-squadrons.

* later (1985) ook wel 'Line of Communications (LOC)' en 'Aanvoerhavens in West-Nederland' genoemd.

Weapons

Het is niet geheel duidelijk in welke mate de locaties rond Amsterdam en Rotterdam voor de raketsites zijn verkend en andere voorbereidingen zijn getroffen. Uit archiefstukken ontstaat de indruk dat men van NATO-kant wilde aandringen op een hoge paraatheid en dat daarom het in vredestijd inrichten van de sites noodzakelijk zou zijn.
In oktober 1979 waren de plannen in ieder geval nog niet concreet. Over paraatheid en locaties waren nog geen voorstellen gedaan in het overleg met de NATO. Deze planvorming vond plaats in het zicht van de aanstaande uitfasering van de Nike en de invoering van de Patriot. Bij de daadwerkelijke invoering van de Patriot (1982-1990) kwam het tot meer concrete voorstellen voor de locaties. Er was wel al nagedacht over de benodigde soorten sites.

Patriot

Een Patriot-eenheid op Vliegbasis Leeuwarden.
(Foto: © René Ros, 2006)

De squadrons zouden in vredestijd op bestaande militaire installaties geplaatst worden, op de zogenoemde Initial Ready Position (IRP). Daar zouden ze in staat van paraatheid zijn (zgn. Hot posture) om te kunnen optreden tegen vijandelijke vliegtuigen op voornamelijk low en medium hoogte. Er werd daarbij gedacht aan het inrichten van sites op bestaande vliegbases zoals Ypenburg, Woensdrecht en Valkenburg.
Omdat deze posities bij de vijand bekend werden verondersteld, zou ieder squadron zich in geval van oorlog zo snel mogelijk verplaatsen naar een voorbereide Selective Deployment Position (SDP) op 5 tot 10 kilometer van de IRP. Om detectie en uitschakeling te voorkomen zou vervolgens gebruik gemaakt worden van meerdere, tevoren verkende, Wartime Positions.
Volgens een kaart behorende tot een voorstel uit 1973 zouden er zes Wartime Positions in de Randstad moeten komen. Er zouden twaalf Improved-HAWK (I-HAWK) opgesteld moeten worden.

In 1979 was de Patriot in aantocht en kon tevens, door verbeterde en anders ingedeelde vuurleidingsapparatuur, met halve HAWK eenheden (Single Air Defence, SIAD; later Assault Fire Units, AFU) worden gewerkt. Door de Patriot (groter bereik) en Hawk (rondom bereik) te combineren vulden deze elkaar aan en kon een gebied van 60 bij 90 km beschermd worden. De inzet van verschillende types geleide wapens in hetzelfde gebied werd het opereren in z.g. ‘clusters’ genoemd.

De planning was om in 1989-1990 vier I-HAWK squadrons bij de Reforger Ports te stationeren. Deze HAWK-wapensystemen bevonden zich op de vliegbases en zouden in die periode vrijkomen omdat het Flycatcher geleidingssysteem op de vliegbases zou worden voorzien van nieuwe SHORAD raketten. In 1991-1992 zouden de I-HAWKs versterkt worden met twee extra aangeschafte Patriot eenheden.

In 1982 werd aanbevolen om de lage prioriteit die de Reforger Ports kregen te verbeteren door de Rear Area minder prioriteit te geven. Vanaf dat jaar speelt de feitelijke verwerving en levering van de Patriot.

Sites

Vliegbasis Deelen is in juni 1985 in beeld als vredeslocatie voor de nieuwe, met HAWK uitgeruste, GGW-NL. Hier zouden het Groups Operations Centre en vier squadrons gehuisvest worden. De groep zou al in vredestijd bij de NATO ingedeeld zijn als "NATO-Command Force".
In augustus 1985 laat de NATO weten dat de plannen zijn gewijzigd en dat er daarom geen Noordflank zal komen. De oorlogstaak van GGW-NL wordt dan de verdediging van de zeehavens (Ports Defence) en/of vliegvelden in de Rear Area Cluster. Maar deze Rear Area Cluster zal alleen tot stand kunnen komen als ook België en West-Duitsland er aan bijdragen.
De staatssecretaris beslist in oktober 1986 dat Deelen niet langer in aanmerking komt. Dit omdat om milieutechnische redenen de helikoptergroepen van de basis zouden moeten vertrekken met alle kosten vandien.

Eind 1986 wordt een inventarisatie gemaakt van militaire terreinen rond Amsterdam en Rotterdam, die mogelijk als vredeslocaties geschikt zouden kunnen zijn om geleide wapen-eenheden te stationeren. Meteen is duidelijk dat het niet voldoende terreinen zijn en dat, door de dichtbevolkte en drukke omgeving, live-flying oefeningen voor deze sites niet mogelijk zijn. De militaire terreinen die werden overwogen, en deels direct afgekeurd, waren:

Militair Terrein Plaats Opmerking
Deibelkamp Den Helder ligt decentraal
Spaarndam Noord Spaarndam  
Hembrug Terrein Zaandam komt te laat ter beschikking en onvoldoende radarzicht
Nieuwe Meer Amsterdam onvoldoende radarzicht
Vliegkamp Valkenburg Leiden  
Vliegbasis Ypenburg Delft  

Een jaar later, augustus 1987, wordt NATO financiering aangevraagd die medio 1989 beschikbaar zou komen zodat de bouw van de sites in 1990 gereed zou zijn. In een document van november 1987 worden drie groepen oorlogslocaties voorgesteld met ieder 16 opstelplaatsen voor Hawk en Patriot-eenheden (Selective Deployment Site en Wartime Positions?).

Groep Gebied
Noord Noordzeekanaal, Schiphol, Amsterdam havengebied
Midden Rotterdam
Zuid Westerschelde (met Woensdrecht)

In november 1989 viel de Berlijnse Muur, en in de periode erna het gehele Warschau-Pact, waarmee plots de vijand verdween. De Geleide-wapengroep Nederland is uiteindelijk wel opgericht maar om in 1995 alle Geleide-wapengroepen die uit Duitsland werden teruggetrokken erin op te nemen. De groep werd gestationeerd op vliegbasis De Peel.

Stelling van Amsterdam op Twitter Stelling van Amsterdam op Facebook Doc.centrum Stelling van Amsterdam op LinkedIn
Stelling van Amsterdam op foto-site Instagram Stelling van Amsterdam op video netwerk YouTube

Deze website wordt verzorgd door particuliere experts en is geen website van een overheid.
Alle rechten voorbehouden, o.a. gebruik door commerciële partijen alleen met voorafgaande toestemming.
Stelling van Amsterdam. Een stadsmuur van water.
UNESCO Werelderfgoed sinds 1996
Het Kenniscentrum Waterlinies (KCW) verzamelt, onderzoekt, borgt en verspreidt kennis over de Hollandse Waterlinies: de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam. (Advertentie)
 
 
 
Bureau Meerzijdig let op meerdere zijden bij support, mediation, procesbegeleiding en trainingen. (Advertentie)